Het begin van Schiebroek
De ondergrond van Schiebroek bestaat uit veen, dat vroeger bij hoge vloed werd overstroomd. Vanaf ca. 1250 werd het gebied door dijkaanleg drooggelegd. Omstreeks 1400 volgde veenwinning, rond 1500 tot ver beneden de grondwaterstand. Schiebroek werd tot eind 18e eeuw een plassengebied. Daarna kwam een proces van drooglegging op gang, er ontstond zo een laaggelegen landbouw- en veeteeltgebied. In de loop van 20ste eeuw werd het gebied bebouwd.
Van Schiebroek is weinig terug te vinden uit oude tijden, door verhuizingen en branden schijnt vrijwel al het archiefmateriaal verloren gegaan te zijn. De naam Schiebroek komt voor het eerst voor in documenten uit de vroege 13e eeuw: uit 1317 stamt een aantekening van Enghebrecht van Voerscoten over een betaling voor het bedijken van het land van zijn heer in 'den Broec', gelegen in Schieland. 'Broec' betekent drassig land. Er is dan sprake van een bedijking in de 'Broec', wild onontgonnen land. Boeren en veenturvers gaan het gebied ontginnen, Schiebroek wordt een ambacht en de ambachtslieden betalen pacht aan hun ambachtsheer.
Eind 15e eeuw is in geschriften sprake van inwoners van "Schiebrouck". De eerste bewoners van Schiebroek bouwden hun huizen op de smalle strook tussen de Cleyweg en de huidige Erasmussingel. Veel stelde Schiebroek niet voor, in 1632 stonden er amper 50 huizen, een aantal dat een eeuw later nog niet eens verdubbeld was. In de 17e en 18e eeuw werd door het op grote schaal baggeren van het veen turf gewonnen waardoor Schiebroek grotendeels onder water kwam te staan. Van 1772 tot 1780 werd de Schiebroekseplas drooggemalen. Het ambacht Schiebroek, dat werd bestuurd vanuit de gemeente Overschie, werd in april 1817 formeel een zelfstandige gemeente met slechts een paar honderd inwoners.
Achtereenvolgens komen aan de orde:
* Schiebroek van ontstaan tot 1817: geografisch en bestuurlijk
* Schiebroek van ontstaan tot 1817: wonen en werken