De Wolff hanteerde zijn doopnamen Hermanus Wilhelm nooit. Het was altijd Herman of hooguit: Herman W. Herman de Wolff was een man die in Hillegersberg een ereplaats verdient. Een uitzonderlijk groot kunstenaar. Hij deed slechts in een beperkte kring zijn werk en bleef bij het grote publiek onbekend. De Wolff was allround musicus op een specifiek terrein: organist, koordirigent, jurylid bij concoursen en componist van koormuziek en andere religieuze werken.
Herman de Wolff trouwde op 1 augustus 1928 in Delft met de sopraan Klazina Zeilstra. Het kerkelijk huwelijk vond plaats in de Nassaukerk. Het was het eerste huwelijk dat in de kerk werd voltrokken. Zij woonden met hun gezin op het Willebrordusplein 6.
De Wolff was meer dan 60 jaar de vaste organist van de Nassaukerk in Hillegersberg. De Wolff had altijd een gunstige pers. Zo schreef het Groninger Dagblad: “Euphonia weet wat zij doet door de vele liederen te kiezen die zijn gecomponeerd door H.W. de Wolff van Rotterdam, een musicus van betekenis.”.
De Wolff werd Koninklijk onderscheiden. Op oudere leeftijd, in 1984, verhuisden De Wolff en zijn vrouw naar een appartement op de bovenste etage in de Borghave aan de Wilgenlei. In 1994 overleed Herman de Wolff. Hij werd, net als zijn vrouw, begraven bij de Hillegondakerk.
Foto: Herman de Wolff achter het kerkorgel.
De jeugdjaren van Herman de Wolff
Herman de Wolff werd op 25 februari 1903 geboren in de Noorderstraat in Rotterdam. Later woonde hij in de Ooievaarstraat 10 en de Rembrandstraat 16. Als kind vond hij het draaiorgel op straat al zo mooi, dat hij al het andere vergat. Dat zei De Wolff op 85-jarige leeftijd toen hem werd gevraagd hoe hij in de muziek is terecht gekomen. Ook was hij ‘altijd’ bij een oom die een harmonium had.
Al op de lagere school kreeg Herman pianoles, hij was ‘flink muzikaal’. Op 8 à 9-jarige leeftijd kreeg Herman zijn eerste harmoniumlessen en schreef hij zijn eerste ‘compositieproeven’. Later kreeg hij orgelles op de Muziekschool van Toonkunst van J.H. Besselaar Jr, orgel- en pianoles en muziektheorie van Frits Tollig, compositietechniek, koordirectie van W.F. Kools en zangles bij Cornelis van Munster. Als koordirigent kreeg De Wolff les van onder anderen Piet Ketting. Ook bezocht De Wolff het conservatorium. Zelfstudie nam ook veel tijd, hij oefende veel, onder andere op een piano bij de pianohandel Van der Heiden. De Wolff zong ook, hij was 2e bas op het mannenkoor Concordia (1921).
In 1914, De Wolff was nog maar 11, werd hij organist van de Oudgereformeerde gemeente. In 1915 slaagde hij als nummer één voor het organistenexamen van de presbyteriaanse kerk. Maar hij werd niet benoemd omdat hij te jong werd gevonden. Een jaar later wordt De Wolff wel aangenomen, als hulp, bouwer en intonateur bij de orgelbouwonderneming Standaart. Hij werkte onder andere aan het orgel in de Burgerzaal van het stadhuis van Rotterdam dat in 1920 in gebruik was genomen. In 1921 werd De Wolff benoemd tot organist van de Zweedse kerk. In 1922 stopte hij bij De Standaart.
De Wolff benoemd als organist in de Nassaukerk
Herman de Wolff ging in 1922 aan de Schiebroeksestraat 52 wonen. Hij was het liefst bezig met koorzang en koorcomposities. In 1923 werd hij directeur van Rotte’s Christelijk Gemengd Koor. In 1923 kreeg De Wolff zijn eerste organisten-aanstelling: aan de Zweedse kerk aan de Terwenakker. In 1927 werd De Wolff benoemd tot organist van de nieuw gebouwde Nassaukerk te Hillegersberg en bespeelde hij het door Spiering gebouwde orgel.
Verschillende hoogtepunten in het leven van De Wolff volgen snel. In 1924 wordt bij De Harp in Amsterdam de eerste gedrukte composities van De Wolff uitgegeven. Op 24 mei 1926 treedt hij voor het eerst op als jurylid bij een zangconcours in Groningen, als plaatsvervanger van een ziek geworden reeds benoemd jurylid. Ondanks zijn jonge leeftijd ging het goed: De Wolff werd daarna veel vaker gevraagd. Op 18 november 1926 wordt Die Schöpfung uitgevoerd met het Rotte’s Christelijk Gemengd Koor waarbij Marinus Flipse de begeleiding op de vleugel speelt.
Op 19 september 1927 werd Herman de Wolff benoemd tot organist van de nieuwgebouwde Nassaukerk aan de Kleiweg in Hillegersberg. Dat gebeurde door de kerkenraad na een vergelijkend examen en slechts voor één jaar: de proeftijd. Twee dagen na zijn benoeming werd de kerk in gebruik genomen. De kerk was gebouwd naar ontwerp van het lid van de Nassaukerk, de architect A.C. Lengkeek. De Nassaukerk werd in gebruik genomen op 21 september 1927. Op 1 november 1927 wordt De Wolff benoemd tot dirigent van de gemengde zangvereniging Ex Animo in Leiden, met bijbehorend kinderkoor.
De Nassaukerk: het werkterrein van De Wolff
De bekwaamheid van De Wolff als organist, maar ook als dirigent en componist, wordt de gemeente direct duidelijk. De kerkelijke gemeente leert enthousiast en bezield zingen. In de kerk was hij zeer gewaardeerd als organist. De Nassaukerk kreeg extra bezoekers ‘van buiten’, ze kwamen speciaal voor het spel van De Wolff.
De Nassaukerk was een gereformeerde kerk. Er waren strakke regels en een strakke liturgie. Herman de Wolff werkte nauw samen met de predikanten. Hij moest tevoren weten wat het onderwerp van de preek was, zodat hij zich ook kon voorbereiden op improvisaties buiten de aangegeven liederen en gezangen. De Wolff was niet zo van de moderne muziek, vooral omdat het zingen op moderne muziek voor de kerkgangers vaak lastig was. De Wolff had het wat minder met de kerkelijke strakke regels. Toen De Wolff na een radio-optreden op een zondagmorgen in Leiden op zondagmiddag in de kerkdienst in Rotterdam optrad, werd hij ernstig toegesproken door ds. Couvée. De Wolff had blijkbaar op zondag met de trein gereisd, en dat mocht niet…
In de oorlogstijd gingen de diensten ‘gewoon’ door. Als de stroom uit viel werd het orgel bespeeld door het orgel handmatig te pompen. Bij de diensten tijdens de oorlog stonden altijd mensen op de uitkijk. Als er ‘Duits gevaar’ was vluchtte een groepje kerkgangers, o.a. ‘in’ het orgel. Ook werden af en toe onderduikers in het orgel ondergebracht. In de dagen dat de Duitsers een invasie naar Engeland voorbereidden werd de Nassaukerk gevorderd voor een dienst voor de Duitse militairen. De Duitse legerpredikant leidde de dienst een Duitser moest op het orgel. De Wolff kon het niet nalaten hierbij aanwezig te zijn om te zien hoe met ‘zijn’ orgel werd omgegaan. Dit ondanks zijn sterke anti-Duitse gezindheid. In de orgelkamer stond een tijdens de oorlog een afgesloten zwarte kist met in witte letters daarop de naam van De Wolff. In de kist zaten muziekstukken, met daaronder verborgen waardevolle voorwerpen uit de kerk. Zo zijn deze gelukkig bewaard gebleven.
Na de oorlog bleef hij met groot enthousiasme veel koren begeleiden. Van de koren van voor de oorlog waren het Rotterdams Christelijk Gemengd Koor en Ex Animo in Leiden overgebleven. Na de oorlog kwamen daar o.a. bij: de Christelijke Zangvereniging Zanglust in Leidschendam en het Rijswijks Christelijk Mannenkoor. Voorafgaand aan de drie koren waren er ook vooraf vaak nog kinderkoren in diverse leeftijdsgroepen. De kinderkoren zijn in de loop van de tijd opgeheven, voor hen kwamen sport , televisie e.d. de voorrang. Verder heeft De Wolff diverse gemengde koren begeleid zoals in Scheveningen (Harpe Davids) en in Maasdijk (Zang en Vriendschap). Met Harpe Davids heeft De Wolff een eigen compositie uitgevoerd: een cantate “Zangen der Zee” met een duur van een halve avond. Een werk voor symfonieorkest, solisten en koor. Hij schreef al de orkest-, koor- en solistenstemmen met de hand. In het Eudokia Ziekenhuis repeteerde hij met het zusterkoor. Zij zongen ‘s ochtends vroeg op de gangen en in de trapportalen; dit werd door veel patiënten altijd erg gewaardeerd. Nog tot in de jaren ’50 waren er straatpredikanten. Op een zeepkistje werd op het Bergpolderplein gepreekt. Vaak ook in aanwezigheid van een aantal koorleden. De Wolff was daar regelmatig ook bij.
De Wolff heeft tot het eind van zijn leven nog diverse bejaardenkoren geleid: Delfshaven, Schiebroek, Ommoord. Met één van deze koren heeft hij op Soestdijk een lied dat was geschreven door Koningin Wilhelmina (“De zon schijnt in mijn ziel vandaag”) en door De Wolff van muziek was voorzien voor Koningin Juliana gezongen.
In 1988 was de laatste dienst in de Nassaukerk. De Wolff heeft in het totale ‘leven’ van de Nassaukerk de diensten begeleid, van de eerste in 1927 tot laatste in 1988. Toen de kerk al gesloten was werd er nog een huwelijk ingezegend: de bruid van het laatste paar was Herman de Wolffs kleindochter Ankie van Veen. De bruidegom was Hans de Bruijne. De kerk werd gesloopt in 1992. Het orgel werd in onderdelen in andere kerken in het land ‘gebruikt’. Van het interieur zijn nog enkele onderdelen in de Oranjekerk, zoals het glaswerk in de ontmoetingsruimte en enkele tafels. In de nieuwbouw op de plaats van de kerk is de toren opgenomen: het enige zichtbare overblijfsel van het feit dat hier aan de Kleiweg ooit een kerk heeft gestaan.
De Wolff ‘groot’ componist en dirigent
Herman de Wolff componeerde, hij schreef ook bladmuziek voor andere instrumenten dan orgel (harmonium) of piano, zoals voor trompet. Van De Wolff zijn composities uitgegeven bij o.a. F.S. Heemstra in Groningen. Ook bewerkte en verzorgde hij de derde druk van de zendingsliederenbundel. Een belangrijk aspect in de koorbewerkingen noemt De Wolff de betrokkenheid bij de tekst. Als voorbeeld ziet De Wolff zijn compositie “Spel der Seizoenen”, een koraalcantate.
Naast zijn aanstelling als organist in de Nassaukerk en koordirigent in Leiden bij Ex Animo was De Wolff dirigent van verschillende andere koren, zoals Hosanna in Hillegersberg, Hosanna in Excelsis in Schiedam, Lunteren in Rotterdam, Melodia in Rotterdam-Centrum, Euphonia in Charlois en Asaf in Rijsoord. De Wolff leidde op zaterdagavond het zusterkoor van het ziekenhuis Eudokia; op bijzondere dagen, zoals met Kerst, liepen de zusters zingend door de gangen van het ziekenhuis. Ook dirigeerde hij verschillende kinderkoren. De Wolff was een perfectionist en dus heel streng voor zijn koorleden. Dat botste wel eens, maar de kunde en passie van De Wolff was evident. Hij wist ‘eenvoudige koren’, zoals dat in Maasdijk, tot grote hoogte te brengen waarbij werken als de Schöpfung en de Messiah konden worden uitgevoerd. Naar zijn vele afspraken ging hij altijd op de fiets of met het openbaar vervoer.
Van koren die onder zijn leiding zongen, zijn verschillende opnamen bewaard gebleven en ook na zijn dood heruitgegeven. Onder ander van optredens in de Pieterskerk te Leiden. Er werden grote stukken gezongen zoals de Matthäuspassion. Beroemde solisten zongen onder De Wolffs leiding, zoals Aafje Heynis en Marco Bakker. De Wolff dirigeerde ‘zijn’ koor in Leiden ook gedurende de oorlog, al moest hij er vanuit Rotterdam op de fiets naar toe. Daarbij hoefde hij geen lid van de Kultuurkamer te worden, omdat ‘zijn’ koor kon worden aangemerkt als kerkkoor, ook al zongen ze in de Stadsgehoorzaal. Voor en na een optreden moest wel een gebed worden uitgesproken. Voor het deelnemen aan kerkkoren was -als uitzondering- geen verplichting tot lidmaatschap van de Kultuurkamer verbonden. Hij had goed oog voor talentvolle jonge mensen en gaf velen een kans op te treden als solist.
Na de Tweede Wereldoorlog was een bijzonder optreden van De Wolff met een koor uit Schiebroek op Paleis Soestdijk bij Koningin Juliana. Gezongen werd “De zon schijnt in mijn ziel vandaag”, een vertaling door Koningin Juliana van “There is sunshine in my soul today” van Eliza Edmunds Hewitt.
De Wolff nam ook regelmatig deel aan concoursen. D Wolff wist met zijn koren eerste prijzen, ereprijzen en ‘directeursprijzen’ te behalen. Bijvoorbeeld in 1929 met Ex Animo op een internationaal concours in Scheveningen en met Asaf in Huis ter Heide. Niet zo leuk voor de andere deelnemers: De Wolff werd altijd eerste. De Wolff was ook regelmatig jurylid bij concoursen, o.a. in Groningen, Leek, Drachten, Leeuwarden, Wageningen en Den Haag.
Als gastorganist trad hij regelmatig op in Schiebroek, in de Oranjekerk en de Vredevorstkerk. In 1994 overleed Herman de Wolff. Hij werd, net als zijn vrouw, begraven bij de Hillegondakerk. Maar hij leeft voort als componist van veel religieuze liederen.