In 1811 werd Schiebroek een zelfstandige gemeente. Dit vanwege de toen geldende Franse wetgeving en ondanks dat het gebied geen kern had en er slechts een paar honderd mensen woonden. Schiebroek werd tot 1811bestuurd vanuit de positie als ambachtsheerlijkheid (van particulieren dan wel van de gemeente Rotterdam). In 1817 werd -onder Nederlands gezag- de gemeentestructuur herbevestigd. Schiebroek bleef een zelfstandige gemeente. In de Franse tijd stond de 'maire' aan het hoofd van de gemeente. Na het vertrek van de Fransen in 1813 werden in de steden de maires aangeduid als burgemeester, in de plattelandsgemeenten, zoals Schiebroek, werden de maires weer aangeduid als 'schout'. Dit tot 1825: toen werden ook de hoofden van de plattelandsgemeenten 'burgemeester'.
Het Ambacht Schiebroek, dat werd bestuurd vanuit Overschie, werd in 1817 een zelfstandige gemeente, hoewel het gebied geen kern had en slechts een paar honderd inwoners telde. Een herberg aan de Kleiweg op de hoek van de Bilderdijkstraat (thans: Koraalstraat) werd in 1875 raadhuis. Schiebroek was en bleef tot in jaren '20 een heel kleine agrarische gemeenschap met slechts zeer basale voorzieningen.
Achtereenvolgens komen aan de orde:
* Schiebroek van 1811 tot 1920: geografisch en bestuurlijk
* Schiebroek van 1811 tot 1920: wonen en werken