Schiebroek van 1920 tot 1941: wegaanleg, wonen en werken

Wegaanleg
In 1920 was het inwonertal van Schiebroek 772. De toestand van de wegen was slecht. De Ringdijk was een modderige grindweg met een paardenpad in het midden. Na 1922 werd begonnen met wegverbetering (o.a. Ringdijk). Nog in 1926, het inwoneraantal al was gestegen tot 1600, liepen forenzen op klompen aan de voeten en met hun schoenen in een aktetas over de Ringdijk en over de modderige Kleiweg naar de Straatweg. Op de Staatweg was een klompenbewaarplaats. Op schoenen ging men vervolgens met de paardentram naar het werk in Rotterdam. Waar de Ringdijk overging in de Uitweg, tegenover de Schiebroekseweg kwam in 1920 een smalle ophaalbrug in de plaats van een vaste brug. Er gebeurde veel tussen 1927 en 1935. De bestrating van de Kleiweg begon in 1927, die van de Hoge Limiet in 1931. In 1929 werd de ophaalbrug bij de Uitweg weer vervangen door een brede 'vaste' brug. Op de kruising Kleiweg-Uitweg kwam in 1930 het moderne garagebedrijf met twee elektrische reparatiebruggen en met de Shell-benzinepompen van M.A. Lindeman. In 1935 werd de Ringdijk belangrijk verbreed en van nieuwe verlichting voorzien.

Wonen: veel nieuwbouw
Schiebroekenaren woonden rond de Kleiweg dan wel verspreid in het gebied in en rond enkele grotere en een aantal bescheiden boerderijen. Johannes Ruis had een boerenbedrijf, hij had op zijn land een pad laten aanleggen waarlangs enkele arbeiderswoningen en tuindersbedrijfjes kwamen. Dit pad werd, naar de echtgenote van Ruis, Adrianalaan genoemd. In 1924 heeft de gemeente Schiebroek deze Adrianalaan overgenomen en heeft begin jaren '30 dit landweggetje met drie smalle bruggen, aanmerkelijk verbreed.

Terwijl aan het begin van de twintigste eeuw op de Rotterdamse zuidelijke Maasoever gestaag een arbeidersstad groeide, maakten de noordelijke randgemeenten plannen voor woningbouw voor gegoede Rotterdammers. Particuliere ondernemingen namen vanaf ca. 1920 het initiatief om in Schiebroek te bouwen, van die tijd zijn de 'tuinstad'-plannen. In een deel van Schiebroek was stevige kleigrond waarop goed en goedkoop kon worden gebouwd: er hoefde immers niet te worden geheid. Rond 1928 kwamen de uitbreidingen aan de Kleiweg en rond 1930 was de Mij. Molenvliet actief. De N.V. Vooruitstrevend bouwde rond 1935 honderden huizen rond de Adrianalaan.  

In 1920 kocht handelsmaatschappij/ woningbouwvereniging ‘Hibex’, onder leiding van L. Sloff sr.,  een groot stuk grond, diep in de Schiebroekse Polder. Met regeringssteun en borgstelling van de gemeente kon Hibex hier starten met de bouw van haar Tuinstad Schiebroek, ontworpen door de Haagse architect W. Verschoor. Zo’n ‘tuinstad’ was in die jaren een populair uitbreidingsmodel, geïnspireerd op de Engelse Garden City: een complete woonsamenleving in een gezonde, groene omgeving. Het Schiebroekse plan bestond uit achthonderd woningen, voornamelijk eengezinswoningen met tuin, per twee, vier of acht huizen geschakeld, en afgewisseld door groene singels, parken, scholen en winkels.
Tussen 1920 en 1925 werden aan de Kastanjesingel de eerste Hibex-woningen gebouwd. Verslaggevers van het Rotterdamsch Nieuwsblad bezochten in 1922 de eerste – en wat later zou blijken de enige – 104 gebouwde woningen van de tuinstad. Ze roemden de ruime en groene opzet van het plan: de doorkijkjes naar de ‘weelderige akkers van het hart van Zuid-Holland’, de op twintig meter breedte gebrachte hoofdroute Adrianalaan en de uniforme erfafscheiding met hagen. Minder enthousiast werd de architectuur van de middenstandswoningen omschreven, die nogal sober was en ‘plomp’ aan deed door de zeer flauwe daken. Ondanks dat de woningnood in Rotterdam in deze jaren op zijn piek was, kreeg Hibex de woningen niet aan de man. De gemeente Schiebroek moest, vanwege de afgegeven gemeentegarantie, de Hibex-woningen overnemen en kwam daardoor in  financiële problemen. De naam Hibex was besmet, de Hibexlaan kreeg een andere naam: Eikenlaan (na de annexatie: Larikslaan). Ondanks de ‘tuinstad-misère’ zijn de 104 zogenaamde Hibexwoningen tegenwoordig nog een karakteristiek en herkenbaar ensemble aan de Adrianalaan. 

In 1923 tekende ontwerper J.L. Zaaijer een bestemmingsplan voor Schiebroek. Het karakter van een tuinstad – ingezet door het plan Hibex – bleef leidend. De ruimtelijke opzet baseerde zich op de landschappelijke onder­grond: polder- en molentochten werden uitgegraven, verbreed en ingericht als lommerrijke singels. De singels en de haaks erop liggende wegen vormden bouwvelden voor middenstandswoningen, met in het centrum van vrijwel elk bouwveld ruimte voor een park- of sportterrein. De zone langs de Bergse Achterplas was gedacht voor villabouw, terwijl de meest zuidelijke punt was bestemd voor gesloten bouwblok­ken met arbeiderswoningen, die een overgangszone vormde naar het meer stedelijke Kleiwegkwartier. De huidige Lindesingel, Kastanjesingel, Meidoornsingel en Wilgenlaan – oude poldertochten – zijn erfenissen van dit plan.

Een van die woningbouwplannen was die van de N.V. Molenvliet die op een langgerekte strook grond tussen de Ringdijk en de Hofpleinspoorlijn wilde gaan bouwen. De lat lag hoog: in drie woonbuurten, inclusief een nieuw dorpscentrum, zouden 12.000 nieuwe inwoners een plek vinden. De gemeente Schiebroek zorgde bij voorbaat voor een goede infrastructuur, zodat een snelle en goede verbinding met Rotterdam tot stand kwam. De Ringdijk werd verbreed van zes tot vijftien meter en geasfalteerd. Er kwam een brug aan het uiteinde van de aan te leggen Wilgenplaslaan. In het jaar 1930 sloeg de financiële crisis toe. Van het plan van de N.V. Molenvliet konden uiteindelijk alleen in het gebied rondom de Molenvijver nog net een honderdtal woningen worden gebouwd.

In de jaren '20 is een bijzonder buurtje gebouwd met zo'n dertig woningen en een paar bedrijfjes: Buitenzorg aan de Ringdijk. Deze enclave in de Bergse Achterplas is uitsluitend te bereiken via de Buitenzorgbrug over de Ringvaart. De naam zal zijn afgeleid uit de  landelijke omgeving waarin het is gebouwd. Aanvankelijk was de bedoeling dat er niet meer dan zes villa's zouden komen, maar de projectontwikkelaar ging failliet. De villa Saïda werd wel gerealiseerd.

In 1924 bouwde de woningbouwvereniging Onderling Belang de eerste sociale woningen in Schiebroek aan de De Villeneuvestraat en de Adrianalaan: vier blokken van vier woningen. Het typische bebouwingsbeeld van dit deel van Schiebroek – royale woningen aan de singels, in de zijstraten meer stedelijke blokken – is in deze fase vastgelegd, en zou ook in de naoorlogse afrondingsplannen een leidraad blijven. De huizen in de Acacialaan en omgeving werden gebouwd in 1927. In de periode 1927-1932 zijn ook de huizen gebouwd ten noorden van de Kleiweg, wat nu de Edelstenenbuurt is. Ook de bomenbuurt kwam tot ontwikkeling. Zo is in 1928 door het College van B&W van Schiebroek de Acacialaan naam gegeven. Naar verluidt kreeg de laan deze naam omdat de aanlegger van de laan, Foort van Boven (1880-1944) hier acacia's zou planten. Foort van Boven was aannemer en directeur van de bouwmaatschappij F. van Boven te Hillegersberg en Rotterdam. Hij verkocht zijn huizen aan de Acacialaan via het huurkoopsysteem voor 7,50 gulden per week, zo stond in de Leidsche Courant van 23 september 1929. Van Boven was een bekende wijkgenoot in die tijd, hij woonde o.a. op de Molenlaan 6, hij overleed in Schiebroek.

Het zwaartepunt van Schiebroek ging van het Kleiweggebied naar de polder. Symbool hiervan was de verplaatsing van het raadhuis van de Kleiweg naar een locatie aan de Ringdijk vlakbij het in aanbouw zijnde tuindorp. Tussen 1930 en 1934 bouwde Hendriks met zijn N.V. Vooruitstrevend zo’n 350 woningen rond de Adrianalaan. Op het platteland rond de nieuwbouw in Schiebroek was het wonen overigens wel behelpen: zo had boer Kloot had een gaswel, hij kookte op moerasgas. Behalve op warme dagen, dan was er te weinig druk. 

Vanaf 1932 kwamen relatief veel mensen 'van buiten' in Schiebroek wonen. Rond de Adrianalaan werd druk gebouwd. In dat jaar had Schiebroek 4100 inwoners. Van1932-1934 werd o.a. de Ribeslaan gebouwd, die overigens toen nog Iepenlaan heette. Er kwam ook een verenigingsgebouw: Arcadia. In 1932 tekende Russcher een herziening van het uitbreidingsplan. De belangrijkste reden om het plan te herzien was dat Rotterdam een wegenplan had vastgesteld dat ook over Schiebroeks grondgebied liep. Russcher volgde deze hoofdwegen en volgde verder het rechtlijnige stelsel van de tot singels vergraven poldertochten. Russcher vatte de gehele gemeente ook op als één grote tuinstad met een open en landelijke bebouwing, maar was daar minder rigide in dan zijn voorganger Zaaijer. Omdat er veel vraag was naar goedkope huisvesting werd het mogelijk boven- en benedenwoningen te realiseren. Een belangrijke plek in het plan was het plein bij de nieuw geprojecteerde treinhalte Wilgenplas. Russcher tekende een groot stationsplein waar diverse hoofdwegen op uit zouden komen. Om de toegankelijkheid vanuit de stad te vergroten werd de Wilgenplaslaan aangelegd. Deze 1,5 kilometer lange en vijftien meter brede klinkerstraat liep door de weilanden en was een snelle route van de stad naar het attractiepark ‘De Wilgenplas’.

Tegen 1934 legde de Bouwcombinatie "Molenvliet" (directeur A. Poot) op ca. 60 ha. grond een nieuw stratenplan aan: Molensingel (nu Wilgenlei), Meidoornsingel, Kastanjesingel, Kastanjeplein, Lindesingel en Stationsplein. In 1934-1935 werd o.a. het zuidelijk deel van de Cipreslaan (toen: Elzenlaan) gebouwd. De structuur van die oude watergangen is gehandhaafd. De Wilgenlei, Meidoornsingel, Kastanjesingel en Lindesingel waren vroeger watergangen van de polder. 

In 1937 bouwde de Hillegersbergse architect L.N. Krijgsman Jr. een blok met winkels en bovenwoningen op de hoek van de Kleiweg en de Uitweg ter plaatse waar eens het oude café De Haan stond, verborgen achter oude kastanjes en klimop. Aan de overzijde van het café vielen ca. 1930 al oude huisjes onder de slopershamer, waarvoor in de plaats een blok huizen verrees. Op 12 april 1940 besloot de gemeenteraad van Schiebroek om "ten behoeve van den bouw van 40 normale en 14 volkswoningen voor groote gezinnen" een rijksvoorschot te vragen. De huizen moesten worden gebouwd nabij de Kastanjesingel op een perceel grond van de N.V. Molenvliet. Er was overleg nodig of deze 'minimale woningen' wel gebouwd moesten worden, maar architect Krijgsman slaagde er in een acceptabel woningtype te ontwerpen. Het project werd aanbesteed op de ochtend van 9 mei 1940 (daags voor de oorlog uitbrak). 

Aan de Ringdijk 68 werd in 1938 een bijzonder huis gebouwd onder architectuur van de gemeentearchitect Russcher. Natuurlijk met grote invloed van de opdrachtgever en de eerste bewoner, de scheepvaartman Ooms en zijn gezin. Het gebouw kreeg een voorbouw in de vorm van een scheepsromp en aan de zijkant van huis zit een 'patrijspoort'. Overigens heeft het ook prachtig glas-in-lood. 

Vanaf 1935 kwamen er zoveel nieuwe inwoners dat het de moeite waard was voor hen een gemeentegids van Schiebroek uit te geven. Deze zou drie keer verschijnen tot de gemeente in 1941 werd opgeheven. Relatief veel Schiebroekenaren waren lid van de NSB: in 1935 595 leden op een bevolking van 7.000. De aanhang werd minder toen de NSB zich antisemitisch profileerde.

Er kwamen ook twee volledig geoutilleerde noodziekenhuizen: één in het Kleiwegkwartier en één op de Eikenlaan. Het vluchtelingencomité vestigde zich in Arcadia, van waar uit ook de voedselvoorziening werd geregeld. Snel kwam ook een hulppost in gebouw "de Harmonie" aan de Kleiweg.

Werken
In Schiebroek was niet zo veel bedrijvigheid. Er waren, verspreid liggende, boerderijen. Er was 'wat' middenstand voor de dagelijkse levensbehoeften en er was een garagebedrijfje e.d. En verder waren er een paar leerkrachten en gemeenteambtenaren. Met de komst van nieuwbouw werd het wat betreft de winkelmogelijkheden anders, het was in deze tijd gebruikelijk dat op de hoeken van woonstraten winkeltjes kwamen. Zo begon Theo Potjes in 1934 op de hoek van de Adrianalaan en de Populierenlaan de drogisterij 'De Populier'. In de gemeentegids van Schiebroek van 1934 wordt melding gemaakt van twee postagentschappen, één bij de boekhandel van C.L.M. Molkenboer aan de Kleiweg 158 en één bij de kruidenier K. Nieswaag aan de Adrianalaan 231b. Eerder moet er een overigens nog een hulppostkantoor op de Adrianalaan 22 zijn geweest, deze werd namelijk aangekondigd in de krant 'Voorwaarts' van 29 april 1929. De Adrianalaan heeft andere huisnummers gekregen, dat hulppostkantoor was mogelijk gevestigd in het het huis dat nu nummer 216 heeft (is gebouwd in 1921).

Het leven in Schiebroek
In Schiebroek was het vanaf het begin af aan prettig wonen. De huren van de nieuwbouw waren laag, voor 35 gulden per maand had je een huis met voor- en achtertuin, met een bad en met centrale verwarming. Dat de huren, ook voor die tijd, laag waren kwam ook omdat er veel werd gebouwd, ook bijvoorbeeld in het nabijgelegen Blijdorp en Bergpolder. De lage huren moest de leegstand zien te voorkomen.

Ook het openbaar vervoer was goed. Op 1 oktober 1908 startte de exploitatie van de treinverbinding Rotterdam-Hofplein naar Scheveningen door de ZHESM. Een van de haltes was Schiebroek. Op 17 maart 1924 komt er nog een halte in Schiebroek, aan de Adrianalaan. Deze halte blijft in gebruik tot 1932, dan wordt even verderop de halte nabij de zweminrichting Wilgenplas in gebruik genomen. Het waren in de crisisjaren moeilijke tijden voor de bewoners en de bedrijven. De autobusmaatschappij TOD wilde de tarieven verlagen, maar Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland wilden daarvoor geen toestemming geven. Op 21 november 1934 vond een protestvergadering plaats in 'Arcadia' waar ook burgemeester Dhont een warm pleidooi hield voor de tariefsverlaging. 

Oorlog
Het begin van de oorlog op 10 mei 1940 raakte de Schiebroekenaar net als iedere andere Nederlander. Dat werd anders met het bombardement op 14 mei 1940 op Rotterdam. Bij het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 vielen ook bommen in de omgeving van Rotterdam. Zo viel op 14 mei 1940 ook een bom op Schiebroek: op de Hoofdlaan 2, 's morgens om half 11, voorafgaand aan het grote bombardement. In het huis op de Hoofdlaan waren drie dames aanwezig: twee zussen Mouthaan en hun schoonzus. Zij zijn vereeuwigd op hun witte grafsteen op het kerkhof aan de Ringdijk. Het huis Hoofdlaan 4 had veel schade, en was onbewoonbaar. Het echtpaar dat er woonde trok in bij het gezin van een kind op de Hoofdlaan 27: het was krap met vijf volwassenen en drie kleine kinderen in een driekamerwoning, maar de hadden het overleefd. Ook op het volkstuincomplex van 'Ons Genoegen' aan de Achterweg (nu: Erasmussingel) viel een bom, dit in de nacht van 14 op 15 mei 1940. 

Krantenberichten uit de dagen daarna hebben het er over dat "een stroom van vluchtelingen uit Rotterdam" zich in de namiddag van 14 mei 1940 naar Schiebroek begaven. Ongeveer 7000 vluchtelingen streken hier tijdelijk neer. Schiebroek was enigszins voorbereid op de tijdelijke huisvesting van veel (maar niet zo veel) mensen omdat mogelijk veel mensen opgevangen zouden moeten worden uit gebied dat eerder onder water was gezet. Die mensen kwamen niet, zodat nu de Rotterdamse vluchtelingen konden worden gehuisvest. De 'vluchtelingen' werden aanvankelijk in het wijkgebouw Arcadia aan de Adrianalaan opgevangen. Na enkele weken gingen vele 'vluchtelingen' terug naar Rotterdam, naar hun gespaard gebleven woningen of naar familie. Op enig moment waren er, aldus de krantenberichten, nog 1000 vluchtelingen in Schiebroek. Er waren concrete plannen hen -uit oogpunt van hygiëne- elders onder te brengen. Dat gebeurde niet: de laatste 1000 vluchtelingen vestigden zich blijvend in Schiebroek.

Op 12 juli 1940 viel een (derde) bom in Schiebroek, ook op het volkstuincomplex "Ons Genoegen". Dit keer was het een Engelse bom, drie personen kwamen om: Andries en Aartje Oorschot en hun achtjarig dochtertje Francijntje. Met zijn drieën liggen ook zij begraven onder een mooie steen op de begraafplaats aan de Ringdijk.

Ondanks de oorlogssituatie ging het leven door. Op 1 januari 1941 werd de nieuwe buslijn S feestelijk geopend. Er kwamen telkens meer aanscherpte regels van de bezetter. En met alle gevaren die de oorlog met zich bracht. Voor velen werd het leven anders: leven in angst en onzekerheid.