Hillegersberg van 1811 tot 1920: wonen en werken

Wonen
Hillegersberg was in de 19e eeuw een dorp aan de Bergweg. De Bergweg liep van Rotterdam via Hillegersberg naar Bergschenhoek. Wat nu de Grindweg is heette voor 1872 ook Bergweg. In het dorp is de Bergweg Dorpsstraat gaan heten. En dan naar Rotterdam toe was het Bergweg tot 1916. In 1916 werd het Hillegerbergse stuk van de Bergweg Staatweg genoemd.

Tot In de 19e eeuw werden langs de Bergweg verschillende boerderijen gebouwd. De Bergweg werd in 1818 bestraat: op 22 april 1818 werd op plechtige wijze de eerste steen gelegd. Enkele rijke Rotterdammers hadden al in 18e eeuw gronden op langs de Bergse Voor- en Achterplas gekocht en gingen wonen op hier door hen gestichte grote buitenplaatsen. In de loop van de 19e eeuw raakten verschillende buitens en hofstedes verwaarloosd. Forensen kochten de buitens op om ze te slopen en nieuwe onderkomens te bouwen. Op ruime afstand van elkaar verschenen steeds meer villa’s en herenhuizen aan de Bergweg. De negentiende-eeuwse buitenplaatsen aan de Bergweg hadden soms een meer een recreatieve functie dan een woon-werk-functie. De nieuwe villa's hadden grote tuinen en vaak een theekoepel. De oudere buitenplaatsen veranderden mee in die trend. Ook werden kleine landhuizen aan de Bergweg gebouwd. Zo ontstond aan de Bergweg een gemengde bebouwing van boerderijen en herenhuizen.

De eerste uitbreidingen in het zuiden van Hillegersberg vonden plaats bij het buurtschap De Koot tussen de Bergweg en de Rotte. Ook elders stonden boerderijen, landarbeidershuizen en 'buitens', zoals bij de Grindweg. Daar was Huize Bergsteijn met een koetshuis (ook: Bergstein; later kindertehuis) op de plaats waar nu de Albert Heijn aan de Argonautenweg staat , Huis ter Bergh met grote kassen (nu een plantsoentje hoek Bergse Dorpsstraat en Argonautenweg) en de boerderij van Dijkshoorn (daar is nu de kantine van Albert Heijn). Bij het Huis ter Bergh hoorde nogal wat land, in 1938 liet men op een hoekje een aantal woningen bouwen en een café: café Van Eijk.

Rond 1850 waren er circa 2000 'Bergenaren', in 1890 4000, in 1900 6000 en in 1904 7000. De bewoning beperkte zich met name in het lint Bergweg (incl. wat later Straatweg heette)-Dorpsstraat-Grindweg. De kern is rond de Dorpsstraat, buurtschappen waren Terbregge en de Koot. In 1878 werd een huis gebouwd aan de Grindweg 93. In 2003 werd dat een rijksmonument, net als het later bijgebouwde koetshuis. Het pand kreeg later de naam Jongenjoris (Fam. De Jong las aan de kinderen voor over kabouter Joris). Rond 1900 was er langs de Kleiweg slechts een beperkte lintbebouwing van boerderijen en daaraan verwante functies. Bij het Boterdorpse Verlaat was ook een buurtschapje, met een bakker en een café. Tussen de Uitweg en de Overschiese Kleiweg lag de dorpskern van gemeente Schiebroek. 

De Hillegondakerk werd door een groot deel van de ca. 1700 hervormden gebruikt. De ca. 250 katholieken kerkten in Bergschenhoek. De enkele tientallen joodse en lutherse inwoners kerkten in Rotterdam.

In 1908 werd de gasfabriek aan de Oranje Nassaustraat (nu: Philips Willemstraat) in gebruik genomen. Sindsdien beschikte Hillegersberg over een gasnet. In straten kwamen gaslantaarns die door een ambtenaar dagelijks werden aan- en uitgedaan. Voor de levering van elektriciteit sloot de gemeente in 1910 een overeenkomst met Rotterdam, in 1913 begon de levering feitelijk.

In 1909 werden bij Station Rotterdam-Noord in opdracht van J.E. Dulfer het Villapark gebouwd: 19 Jugendstil villa's, ontworpen door Jan van Teeffelen. De ontwikkeling van grotere nieuwe woonwijken in Hillegersberg begon vanaf 1920 met de bouw van het Berglustkwartier.

In 1913 werd aan de Bergweg (Straatweg) de eerste steen gelegd voor een tehuis voor gehandicapte kinderen, een initiatief van de familie De Monchy: de Adriaanstichting. In 1977 verhuisde de Adriaanstichting naar de Ringdijk 84. In de jaren '80 brandde het gebouw grotendeels af en werd het gesloopt.

In Hillegersberg was een actieve Oranjevereniging. Elk jaar werd weer uitgekeken naar de gondelvaarten op de Bergse Plas op Koninginnedag, 31 augustus. 

Werken
Het vele water zorgde voor inkomsten uit binnenvisserij op aal en paling en de jacht op ganzen, eenden en watersnippen. Op het overgebleven land werd akkerbouw en veeteelt bedreven. De ca. 500 hectaren land  bestond vooral weiland, maar er was ook hooiland en er werd o.a. tarwe, gerst, rogge en haver verbouwd.

In het boekje 'Geschiedkundige en topographische beschrijving van de dorpen Hillegersberg en Bergschenhoek' van 1842 werd opgetekend dat volgens de laatste telling in Hillegersberg de 'bedrijfs'bebouwing bestond uit: een raadhuis, een hervormde kerk, tien watermolens, twee korenmolens, een koren- pel- en transmolen, een snuif- en pelmolen, een pel- en gipsmolen, een pelmolen, een grauwpapiermolen, een oliemolen en zes zaagmolens, een touwslagerij, vijf scheepstimmerwerven en een aardappelsiroopfabriek. Vermeld werd nog dat de vroegere kruitfabriek en haarwasserij zijn vernietigd en dat de brouwerij stil staat. Ook werd vermeld dat de plaats Berglust  'sinds enige jaren' was ingericht als herberg en plaats van uitspanning.

In de 19e eeuw ontstond industriële bedrijvigheid in Hillegersberg. Zo is G. Watson's en Zoon's Vijlenfabriek en Slijperij N.V.  opgericht in 1850 door G.H. Watson (Londen, 26 juli 1816 - Rotterdam 16 september 1870). Niet direct als N.V., dat werd het pas in 1903. Het bedrijf was gevestigd aan het Zwaanshals 31 in Hillegersberg (het Zwaanshals en omgeving ging op 1 januari 1904 over van de gemeente Hillegersberg naar de gemeente Rotterdam). In 1916 werd het terrein aan de Kleiweg gekocht en begon de bouw van een modern fabriekscomplex. In 1917 verhuist de fabriek naar een nieuwgebouwde complex aan de Kleiweg/ Uitweg. In de jaren '20 verwerft R.S. Stokvis & Zonen een belang in Watson. De merknaam van de vijlen wordt Sandford.

Partikulieren experimenteerden met nieuwe vondsten, wat zeker niet altijd veilig was. Zo was circa 1875 een eilandje in de Bergse Plas achter Lommerrijk ingericht als werkplaats van A. Gall. Hier werden vuurwerk, explosieven en andere soortgelijke materialen werden gemaakt. Driemaal ontplofte de fabriek: rond 1878, op 2 augustus 1898 en 1906. Hierbij vielen in totaal drie doden, in 1898 de knecht M. Dane en in 1906 de 'technicus' H.A. Gall en de knecht Otto Montfrooi. 

Papiermolens stonden aan de Strekkade: de molen 'De Vriendschap' (afgebrand in 1882 na blikseminslag) en 'Het Lam' (afgebrand in 1881 door warmlopen van de as). Deze molens zijn nu weg, maar de arbeidershuisjes die bij de molens hoorden staan er deels nog, zij het aangepast aan onze tijd. Tussen de molens heeft over de Stekvaart een hefbrug gelegen. De korenmolen 'De Korenbloem' stond aan de Bergse Achterplas (aan het eind van de Molenstraat, nu Molenwerf). Deze molen verving in ca. 1887 de in 1885 verbrande molen. De nieuwe molen had, uit oogpunt van brandveiligheid, geen rieten kap. In 1877 kreeg de molen een locomobiel om ook bij windstil weer graan te kunnen malen. In 1920 is de molen omgebouwd tot een automatische bloemfabriek. In 1930 is het geheel gesloopt. Naast 'De Kolenbloem' is er de korenmolen 'De Vier Winden' in Terbregge en was er de korenmolen 'De jonge Jacobus', in 1793 gebouwd aan de Bergweg en in 1880 gesloopt. Rond 1880 fungeerden ook twee zaagmolens. Het waren de 'Eikenboom' aan de Bergse Rechter Rottekade bij de Ceintuurbaan en 'het molentje van Luyt' aan de Terbregse Linker Rottekade, ongeveer waar nu de Alexanderkerk staat. Beide molen zijn afgebroken. Er waren twee oliemolens: 'De Koot', die van 1776 tot 1905 aan de Bergse Rechter Rottekade stond en de 'Oliemolen van Heus' (gesloopt in 1910). 

Ook was er werkgelegenheid in winkels, transport en kleinere ondernemingen, scheepswerfjes en molens. Rond 1840 kwam langs de Bergse Rechter Rottekade scheepswerf Wurth. A.F.D. (Anton) Hueck begon in 1890 in de Dorpsstraat een loodgietersbedrijf. In 1910 legde Bastiaan Tol de basis voor de fameuze slagerij Tol, inmiddels hofleverancier. In 1919 was er aan de Straatweg 111-115 de koper- Er waren ook -voor de huidige tijd 'vreemde'- ambachten zoals die van de 'zakkenwassers': jute zakken, waarin verschillende goederen werden opgeslagen, werden in de plassen uitgewassen.

Rond 1900 lag een tal van scheepswerfjes aan de drukbevaren Strekkade. Er was beurtvaart in de Stekvaart voor het transport van turf en van papier. Tot de jaren '30 werd hier 'spoeling' over het water vervoerd: een stinkend afvalproduct van de Schiedamse jeneverstokerijen. Spoeling werd toegevoegd aan veevoer. Op de terugweg ging mest mee voor de tuinders langs de Rotte.

Er kwam vanaf 1900 wat meer industrie, met name nabij de nieuw aangelegde spoorlijnen, zoals een touwslagerij (nabij de Johan de Wittlaan), een papierfabriek, een (stoom)aardappelensiroopfabriek, een sigarenfabriek en een fabriek van jeneverkruiken. Tussen de Kleiweg en de Ringspoorweg vestigde zich de fabriek van Allan & Co, die o.a. meubelen, trams en treinstellen bouwde. De grond hadden ze in 1911 verworven, in 1916 gingen ze bouwen. Na het faillissement van Allan in 1959 werd het complex de centrale werkplaats van de RET.

Een bijzonder bedrijf was 'De Hygienische Melkstal De Vaan' die van 1908 tot 1923 gevestigd was aan de Bergweg (Straatweg) tegenover Lommerrijk. Deze modelboerderij had als een van haar doelstellingen het terugdringen van de zuigelingensterfte door de verstrekking van gezonde melk, vrij van tuberculose bacillen. Het agrarisch bedrijf was rond 1900 nog een wezenlijk onderdeel van de Hillegersbergse samenleving. Er werden ook nieuwe boerderijen gebouwd. Zo werd in 1908 in opdracht van de Negotiatie aan de Grindweg bij de gemeentegrens met Bergschenhoek de 'negotiatieboerderij L.I.Z.B. no. 17' gebouwd, ook wel de "Corneliahoeve".

Aan de Kootsekade in het verlengde van de Kleiweg en langs de Rotte was ook enige bedrijvigheid. In 1915 werd aan de Philips Willemstraat de eerste steen gelegd voor de vestiging van de N.V. De Verenigde Blikfabrieken. Eind jaren '80 is de fabriek gesloopt; nu zijn daar woningen. In de 19e eeuw ontstond industriële bedrijvigheid in Hillegersberg. Zo is G. Watson's en Zoon's Vijlenfabriek en Slijperij N.V.  opgericht in 1850 door G.H. Watson (Londen, 26 juli 1816 - Rotterdam 16 september 1870). Niet direct als N.V., dat werd het pas in 1903. Het bedrijf was gevestigd aan het Zwaanshals 31 in Hillegersberg (het Zwaanshals en omgeving ging op 1 januari 1904 over van de gemeente Hillegersberg naar de gemeente Rotterdam). In 1916 werd het terrein aan de Kleiweg gekocht en begon de bouw van een modern fabriekscomplex. In 1917 verhuisde de fabriek naar een nieuwgebouwde complex aan de Kleiweg/ Uitweg. In de jaren '20 verwierf R.S. Stokvis & Zonen een belang in Watson. De merknaam van de vijlen werd Sandford. 

Recreatie
Het wapen van Holland" bestond sinds 1824. Vanaf 1922 was het gebouw eigendom van Louis van Zanten. De uitspanning ging op 23 januari 1934 in vlammen op. In 1937 werd ter plaatse een straat aangelegd: de Freericksstraat. Sinds 1956 is het de Freericksplaats. In 1848 was de zaak van Margaretha Scheffer, weduwe van Hermanus Martinus van den Hove. In 1864/68 was de zaak van Jan van den Akker. Toen Freericks in 1873 begon met "Het wapen Holland" en de "Jardin de Plaisance" was er ook een tuinkoepel (naar de vorm "het Chinese theehuisje" genoemd). Ook waren er een Amerikaansche Velocipède-Carrousel, een Reuzenorchestrion en een Cirque de Bateaux.

In april 1897 beschreef J. Stout in "Omgeving en geschiedenis" het aldus: "Een geliefkoosde wandeling van vele Rotterdammers is de Bergweg. Heerlijk wordt hij beschaduwd door een dubbele rij boomen. Aan weerskanten liggen mooie vila's met keurig aangelegde tuinen. Verscheidene speeltuinen geven gelegenheid tot verfrissing en vermaak. Schommels, wippen, rekstokken, ringen en andere toestellen lokken de kinderen en ook wel volwassenen tot spelen. Tot roeien is er eveneens gelegenheid, roeien op de uitgestrekte Bergsche plassen. 's Winters vermaken zich duizenden schaatsenrijders op de spiegelgladde banen. De grootste tuin van vermaak ligt aan het einde van den Bergweg in het dorp Hillegersberg. Een tram en een tram-omnibus voeren gestadig de reizigers van Rotterdam naar Hillegersberg en terug.".

Verkeer
Pas in 1817 werd een begin gemaakt met de bestrating van de wegen. Begonnen werd met de Bergweg. De Bergweg heette voor 1897 Blommersdijkseweg. Deze weg was een deel van de zeedijk uit de 12e eeuw. Aan het begin van de 20ste eeuw hadden al vrij veel mensen een fiets, slechts een enkeling had een rijtuig of een auto.

Bij Koninklijk besluit van 17 april 1865 kreeg de gemeente Hillegersberg de concessie voor het heffen van tol. Iedereen moest tol betalen, of je nu per rijtuig, auto of fiets verder wilde rijden. Vanaf 1904 na de grenscorrectie waarbij het gebied rond wat nu de Bergweg heet aan Rotterdam werd afgestaan, ging 15/32 van de opbrengst van de tol naar de gemeente Rotterdam. Het houten tolhuisje op de kruising Kleiweg/ Kootsekade/ Bergweg (nu: Straatweg) (aan de kant van de Kootsekade) werd in 1907 gesloopt. Een nieuw tolhuisje kwam aan de andere kant van de straat. 

Openbaar vervoer
Hillegersberg werd een geliefd doel voor dagjesmensen, ook al omdat je er goed met openbaar vervoer kon komen. De man achter dat openbaar vervoer was G.A.Freericks, de eigenaar van 'Café et Jardin de Plaisance', een café-restaurant annex speeltuin aan de Dorpsstraat in Hillegersberg. Freericks liet al in 1873 al vier maal per dag een omnibus rijden tussen Rotterdam-Hofplein en zijn café-restaurant.

In 1879 diende de RTM een concessieaanvraag in voor een paardentram naar Hillegersberg, maar deze werd niet gehonoreerd. Onder leiding van Freericks werd in 1882 de Schielandsche Tramweg Maatschappij opgericht. Deze maatschappij reed vanaf 29 december 1882 met de eerste paardentrams over een nieuw aangelegd tramspoor van Rotterdam naar Hillegersberg. Het was een enkelsporig traject van 4,4 kilometer. Op de Bergweg (Straatweg) ter hoogte van Huize Bijdorp was de wisselplaats voor het passeren van de nog op één baan rijdende paardentrams. De paardentram reed vanuit de stad over de Bergweg naar eindpunt Tivolibrug, later ging de paardentram door tot aan de Dorpsstraat.  De remise van de paardentram werd in 1884 aan de Bergweg, iets ten noorden van Plaszicht, gebouwd. Naast de remise bevonden zich drie dienstwoningen en iets verder op aan de Bergweg (nu: Straatweg) 246 was de directiewoning genaamd Villa l’Espérance (anno 1895). De tram bracht de mensen naar de plassen, 's zomers om er te varen en 's winters om er te schaatsen. Een extra vreugde was het als een rit in de open tram kon worden gemaakt.

In Hillegersberg kon men met het openbaar vervoer ook weer verder reizen naar Bergschenhoek en Bleiswijk. In 1883 opende Freericks de omnibusdienst tussen Bleiswijk en Hillegersberg. Freericks exploiteerde de Tram-Omnibusdienst tussen Rotterdam-Hofplein en Hillegersberg en verder tot Bleiswijk met een regelmatige dienstregeling.

De RETM nam in 1904 de exploitatie van de Rotterdamse stadslijnen over van de STM. De RETM ging al snel over tot elektrificatie van de stadslijnen. Op 17 oktober 1917 kocht de RETM een terrein in Hillegersberg aan de Kootsekade van 8000 m2 om daar een tramremise te bouwen. Dit omdat de grondprijs hier erg voordelig was. Per 1 januari 1919 nam de RETM de exploitatie van de Hillegersbergse paardentram over, dit met het doel deze verbinding ook snel te elektrificeren. De remise aan de Kootsekade werd op 20 augustus 1923 in gebruik genomen.