De Straatweg is een drukke, ca. anderhalve kilometer lange verkeersweg tussen de Ceintuurbaan en de Bergse Dorpsstraat. Vroeger "den Berchweg" geheten, een naam die in het jaar 1387 gegeven werd aan de dijk die er al was voor Schielands Hoge Zeedijk bestond. Het zuidelijke deel tot aan de Tivolibrug heeft huisnummers 1-105 en 2-150 en het noordelijke deel vanaf de Tivolibrug 107-239 en 152-280.
In Rotterdam heette wat daar nu de Bergweg is, de (Oost-)Blommersdijkscheweg. Op 11 mei 1897 werd deze weg vanaf de Heulbrug bij de Schiekade hernoemd in Bergweg. Het deel van de Bergweg in het dorp Hillegersberg is Dorpsstraat gaan heten (na de annexatie in 1941: Bergse Dorpsstraat) en het deel van de Bergweg na de Dorpsstraat richting Bergschenhoek (sinds 1872) heet Grindweg. Het deel na de Grindweg binnen de gemeente Bergschenhoek (later onderdeel van de gemeente Lansingerland) heet nog steeds Bergweg, zij het met de aanduidingen Zuid en Noord.
Ligging
De Straatweg (Bergweg) was van ouds de weg vanuit Rotterdam naar Hillegersberg dat vroeger ook wel 'Den Berg' werd genoemd, en verder door naar Bergschenhoek en Gouda. Op 16 februari 1916 besloot de gemeenteraad van Hillegersberg de weg die loopt tussen de Ceintuurbaan en de brug over de Molensloot de Straatweg te noemen. Voorbij de Molensloot ging de Bergweg over in de Dorpsstraat (die tot 1905 nog een sloot aan de westelijke zijde langs de huizen kende) en weer verder op in de Grindweg. Toen de gemeenteraad van Hillegersberg in 1916 de naam Straatweg instelde voor het gedeelte van de Bergweg dat in Hillegersberg lag, was de Straatweg al bijna 100 jaar een straat.
Bestrating
In 1787 werd besloten de weg met klinkers te bestraten, de weg was in een 'ongunstigen staat en had overal ook geen genoegzame breedte; vooral in het najaar en den winter was dezelfde moeilijk te berijden en nog moeijelijker te bewandelen'. De officiële eerste steen werd pas jaren later, op 22 april 1818, in de Straatweg (toen dus nog Bergweg) gelegd. Een aantal Bergenaren had daarvoor octrooi aangevraagd: bestrating vanaf de Heulbrug (kruising Bergweg-Schiekade) tot 'Hillegondsberg'. Er werd een lening toegestaan van 20.000 gulden à 5%. Er kwam toen ook een tolcontract waarmee tot 1650 gulden per jaar mocht worden opgehaald. In het jaar 1864 nam de gemeente de exploitatie over. Daarvoor was het een modderige zandweg. De straat was verlicht met petroleumlampen op houten palen. Dagelijks werk voor een lantarenopsteker, die gewapend was met een ladder en olie. De Straatweg is lang een klinkerweg gebleven. Pas rond 1990 is de weg geasfalteerd.
Tol
Op de weg werd ter hoogte van de Kootsekade sinds 1734 tol geheven, aanvankelijk door het rijk, vanaf 1749 door het ambacht/ de gemeente Hillegersberg. Deze tol, ook wel 'Goudse tol' genoemd, werd wel eens ontlopen via een polderweg die bij het Zwaanshals uitkwam. Het tolhuisje op de Kleiweg/ Straatweg is in 1907 gesloopt en verplaatst naar de andere kant van de straat. Het houten tolhuisje stond aanvankelijk op de noordwestelijke hoek van de viersprong Straatweg-Kleiweg-Kootsekade. Iedereen moest betalen, of je nu per rijtuig, auto of fiets verder wilde rijden. De tolgaarder deed dienst van 04.00 uur tot 23.00 uur. Met ingang van 1 januari 1930 werd de tol opgeheven.
Ontwikkeling van de bebouwing
Aan weerszijden van de Straatweg (Bergweg), met name tussen Rotterdam en Hillegersberg, lagen enkele omvangrijke buitenplaatsen uit de zeventiende eeuw. In de 19e en 20e eeuw kochten enkele rijke Rotterdammers gronden op langs de Bergse Voor- en Achterplas en gingen wonen op de nieuwe door hen gestichte grote buitenplaatsen. Er verschenen meer en meer villa’s en landhuizen aan de Bergweg. De nieuwe villa's hadden grote tuinen en vaak een theekoepel. De oudere buitenplaatsen veranderden mee in die trend. Ook werden kleine landhuizen aan de Bergweg gebouwd. Zo ontstond aan de Bergweg een gemengde bebouwing van boerderijen en herenhuizen. Enkele negentiende-eeuwse buitenplaatsen, zoals Lommerrijk, hadden en kregen een recreatieve functie voor een breder publiek.
De eerste uitbreidingen met 'gewone woningbouw' in het zuiden van Hillegersberg vonden in het begin van de 20e eeuw plaats bij het buurtschap De Koot tussen de Bergweg en de Rotte. Langs de Straatweg werden pogingen gedaan het helemaal vol te bouwen met als gevolg dat er vanaf de weg geen doorzicht meer was op het water. Burgemeester Van Kempen ijverde voor open bebouwing, maar zijn strijd ging verloren.
In 1920 werd de Straatweg verbreed door de sloten aan weerszijden te dempen. De functie van de straat verbeterde zeer, maar de straat verloor wel zijn oude allure. Ook kreeg de Straatweg zijstraten op de landtongen. In 1928 kwam de Weissenbruchlaan, althans op 18 mei 1928 gaf het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hillegersberg de straat zijn naam. Voor de aanleg van de Weissenbruchlaan moest in 1936 o.a. Villa Françoise, Dorpsstraat 18, wijken.
Op de Staatweg naar de Grindweg waren verschillende bruggen. De uit 1882 daterende Tivolibrug, de ophaalbrug over de verbinding van de Voor- en Achterplas nabij Lommerrijk, werd in 1923 vervangen, zodat de paardentram kon worden vervangen door de elektrische tram. Het is de Tivolibrug in de Straatweg die ter vervanging van de plaatselijke ophaalbrug als De nieuwe elektrische brug werd op 19 december 1922 in gebruik werd genomen en toen op 26 maart 1923 de elektrische tram daar ging rijden werd de brug voorzien van dubbelspoor. Het bleek niet genoeg: tien jaar later werd de brug opnieuw vervangen, nu door een betonnen bak. Dit op kosten van de RETM omdat de brug uit 1923 toch niet geschikt was gebleken voor het zware tramverkeer.
De Straatweg van het Muizengaatje tot aan Lommerrijk (nr 1 - 99)
De Straatweg begint bij het 'Muizengaatje', de onderdoorgang van de spoorlijn en de rijksweg. Circa 1890 werd daar ook de Ceintuurbaan aangelegd. Tegenover de Juliana van Stolberglaan was aan de Rottekade de limonadefabriek van Jozua Rusell, later kwam daar de firma Tims die een nieuwe fabriek bouwde. Iets verderop was de uitspanning Het Zwitser Huis, dat later in vlammen is opgegaan. Nu is daar een stukje openbaar groen met bankjes met zicht op de Bergse Achterplas. Weer iets verder was de theetuin 'Vrouw Romein', thans Lommerrijk. Het oude café was maar een eenvoudige boerenwoning, maar er was een grote tuin met schommels, rekstokken en een draaimolen. Er was ook een stalling voor paarden en een roeibotenverhuur.
De Tivolibrug
In de Staatweg even ten noorden van Lommerrijk was ook een ophaalbrug: de Tivolibrug. Onder de brug liep de verbinding tussen de Bergse Voor- en Achterplas. De Tivolibrug moest worden vervangen toen na 1919 de tram over de Staatweg werd geëlektrificeerd en dubbel spoor kreeg. In 1929 werd het water overkluisd, rijdend op de Straatweg merk je er 'niets' van. De doorvaarthoogte werd beperkt tot 1,70 meter, hetgeen overigens wel bezwaar op riep van botenbouwer Eggers aan de Bergse Achterplas die een doorvaarthoogte van 1,90 cm. wilde. Dat was lastig voor de huizen in de omgeving. Burgemeester Van Kempen was resoluut: "dan vaar je maar met ballast, het wordt 1,70 cm.".
De Straatweg vanaf Lommerrijk tot de Dorpsstraat (nr. 99 en hoger)
Hieronder is de west- en oostzijde van dit gedeelte van de Straatweg beschreven. Nog ten zuiden van Lommerrijk lag een oude buitenplaats: Den IJzeren Berg (ter hoogte van Straatweg 85). Dit buiten is hieronder ook kort beschreven.
De informatie hieronder is deels ontleend aan het boek 'Buitenplaatsen bij de Rotte' van Robert J. Ligthelm.
Straatweg 85. DEN IJZEREN BERG
In 1666 erfde Margrieta van Swieten Den IJzeren Berg en zij en haar man Nicolaas de Bruyn worden eigenaar. In 1683 koopt mr. Jacob Casteleyn het landgoed. Casteleyn is een hoge rechter, en ook ijzerkoper. De buitenplaats blijft drie generaties in de familie Casteleyn. De weduwe Alida Casteleyn-Kerstemaker besluit in 1759 de buitenplaats te verkopen. het geheel wordt in 20 percelen aangeboden. Het duurste perceel bestaat uit "een heerehuys, koetshuys, stalling, bouwmanshuys, schuur, boomgaard, laen, barg en erve, twee morgen drie hondert roeden land". De kopers sloopten het huis en zetten er in 1762 een 'planken huys' op.
Straatweg 99. LOMMERRIJK
Het 'oude' Lommerrijk was op een grondstuk, dat zich aan de oostzijde van de Bergweg uitstrekte tot de Rotte, was in 1655 in bezit van de Rotterdammer Jacob Jacobsz van Couwenhoven. Via verschillende eigenaren/ bewoners komt de buitenplaats in 1783 in handen van Johan Steenlack en Jacob Dijksman. Zij lieten het pand direct afbreken. Sinds 1880 is sprake van 'Plaats Lommerrijk' aan de westzijde van de Bergweg. Vrouwe Romein stichtte daar een kinderspeelplaats, een mooie tuin en een café. In 1894 werd de uitspanning verkocht aan de gebroeders Stal. Stal bouwde een nieuw café waarvoor de eerste steen werd gelegd in 1896. Later werd de naastgelegen vaart gedempt en een grote Lommerrijkzaal gebouwd. De zaak werd in 1936 wederom gerenoveerd. In 1968 kocht Sporthuis Centrum het complex met de bedoeling een groot nieuw recreatiecentrum te bouwen. Deze plannen kwamen niet tot uitvoering. In 1976 brandde Lommerrijk af, daarna is het opnieuw, gemoderniseerd, opgebouwd.
Straatweg 101. ZONNERIJK
Het huis werd in 1839 gebouwd door de timmerman Piet Romein. Achter het huis had hij een werkplaats en later ook een uitspanning waar hij ook roeiboeten verhuurde. In 1886 kreeg Adriana Romein, de vroegere eigenares van de uitspanning Vrouw Romein, de woning in haar bezit. Op 10 april 1896 werd het pand verkocht aan de gebroeders Stal. Zij bouwden achter het huis nog een huis en verbonden deze met elkaar. In 1925 kreeg het voorhuis gepleisterde plafonds met afbeeldingen van korhoenders en dolfijnen. In de gang van het achterhuis kwamen schilderingen van de vier jaargetijden. Het pand stond er nog in 2003 maar is nu een stukje openbaar groen waar je kan uitkijken over de Bergse Achterplas.
Straatweg 107.
Direct na de Tivolibrug lag de theetuin Tivoli, later "Zomerlust" en "De Plas", nu "Kyoto". Aan de overzijde van Tivoli was de uitspanning "Berg en Broek".
Straatweg 139. SMEDERIJ
Tussen 1881 en 1887 ontstond aan de Straatweg 139 een scheepswerf annex smederij. Naast de smederij werden twee huizen gebouwd. Door de aanleg van gas en water, de brandweer, de straatvernieuwing was er volop behoefte aan handgemaakt gereedschap. Een historisch werk was het haantje op de toren van de Hillegondakerk. Omstreeks 1922 werd Cor van Willigen eigenaar van deze panden. Inmiddels gesloopt en in 2007 vervangen twee moderne huizen onder één kap.
Straatweg tussen 155 en 157. MOLENWERF
Eén van de doodlopende zijstaatjes van Straatweg. Een zeer karakteristiek straatje met negen deels aaneengeschakelde witte arbeiderswoningen. De toenmalige gemeente Hillegersberg verwierf de grond en de huisjes, na enig gesteggel, om niet van particulieren in eigendom en nam de verantwoordelijkheid voor het onderhoud over. De arbeiderswoningen werden in 1894-1895 gebouwd en staan er anno 2023 nog steeds. Ooit was het een bedrijfsterrein met aan het eind van het straatje de molen "Korenbloem", oorspronkelijk vanaf 1756 een snuifmolen. De molen brandde in 1885 af, maar werd direct herbouwd. De molen verloor zijn functie in 1921 en werd -zonder wieken- een moderne bloemfabriek, die echter in 1930 alsnog geheel werd gesloopt. Op deze lege plek werd vervolgens gedacht aan de bouw van een 'speelgoedstad' en later aan een flatgebouw. Dat ging niet door, de plaatselijke Schoonheidscommissie besloot in 1939 dat een flatgebouw aan de Molenwerf " ernstig afbreuk zou doen aan het karakteristieke schoon van de Bergse Plassen en aan de landelijke omgeving".
Straatweg 171. VRUCHTENBURG
De hoeve stamde uit waarschijnlijk de laatste helft van 1700. Van 1797 tot 1816 was zij in bezit van Gerrit Jan Terhoeven, schout van Hillegersberg. Terhoeven kocht Vruchtenburg van de regent mr. Jan van Teylingen. Terhoeven vergrootte Vruchtenburg in 1810 door de aankoop en erf van Isaac Milius. Vruchtenburg bestond uit een herenhuis met koetshuis en een stalling voor paarden en rundvee. Naast een tuin met een tuinmanswoning was er een boomgaard, plantsoen, weiland en viswater en waren er houtbossen. Vanaf 1816 was Johannes Theodorus van Meekeren eigenaar. In de latere 19e eeuw werd Vruchtenburg een veenboerderij, in de tweede helft van de 20ste eeuw raakt het huis in verval. In vervallen staat verklaarde de gemeente Vruchtenburg in 1991 tot monument. De hoeve Vruchtenburg werd in 2001 gesloopt, maar vervolgens herbouwd onder leiding van restauratiearchitect Hendrik Rijnsburger en in oude glorie herrezen. Het is de enige overgebleven buitenplaats uit die tijd.
PLAETS VAN BAAK
Frederik Baak was haarwasser, hij bezat naast Zeevrugt o.a. een plaets, bestaande uit een huis, tuin, schuur erf, wat land van 1787-1814. Een haarwasserij betrof het schoonmaken van huiden. Schoonzoon Dirk Jan Boers erft de plaets en verkoopt het drie jaar later aan Heere Meeuw. In 1823 wordt de buitenplaats gesplitst, deels gaat het naar Gerard Meeuw, de broer van Heere, en een deel met veel water naar Philippus Cauvas Maas, haarwasser uit Kralingen. Verdere gegevens ontbreken.
PLAETS VAN DUURING
De plaats van Duuring is genoemd naar de vrederechter Dirk Duuring die hier van 1829-1840 woonde. Voor Dirk During waren Dirk Termeulen en Jan van Wijk jr. eigenaar. De zoon van Dirk Duuring, Gerrit woonde er van 1840-1872. Rond 1880 moet het pand zijn gesloopt.
WELGELEGEN
Scheepbouwer Anthonie Wurth verwerft vóór 1809 percelen grond tegenover de buitenplaats Zeevrugt. De familie Wurth (zijn vrouw Neeltje en zonen Johannes en Gerrit) begint daar een buitenplaats en een werf. In 1857 zetten zij het buiten te koop, zonder de werf.
Straatweg 209-211. KLEMSHOVEN/ POLDERRUST/ HAAGWIJK
Klemshoven was een bezit van de agrariër Marinus Klem die hier tot 1804 woonde en werkte. Jan van de Polder kocht Klemshoven in 1804 en bouwde het uit tot een aangenaam klein buiten met zicht op de Plas. Het kreeg de naam Polderrust. Later krijgt het de naam Haagwijk. In 1826 ging burgemeester Van Mierop op Haagwijk wonen. Van Mierop verhuisde in 1829 naar Plaats Van Damme (Buitenlust). Bij de verkoop in 1840 door Jacobus van Zandwijk werd vermeld: "Het alleraangenaamst gesitueerde buiten, genaamd Haagwijk, met het daarop aanwezige hecht en sterk huis, geappropiëerd tot zomer- en winterverblijf ...". Over Haagwijk zijn verder weinig gegevens, er is nog wel sprake van een receptie die in 1895 op Haagwijk werd gegeven. Nu staan hier de woningen Straatweg 209-211.
Straatweg 283. PLAATS SPRUIT/ PLAATS VAN DAMME/ BUITENLUST
In 1790 kocht Nicolaas Spruit een huis met grond. Volgende eigenaren waren o.a.: mr. J.H. van Damme, burgemeester Van Mierop (vanaf 1829) en de notarissen Soetbrood Piccardt en Van den Berg. In 1884 bouwde familie De Kat hier de villa Buitenlust (architect: J.L. van Waning). Later werd het huis bewoond door de familie Swarttouw. Vervolgens kocht C.N.A. Loos de villa en begon een theeschenkerij. Hij verkocht het pand in 1921aan de gemeente Hillegersberg die het pand gebruikte als raadhuis. Nu is het de kinderopvang "Kindergarden" aan de C.N.A. Looslaan 1. Recht tegenover het raadhuis bouwde Loos een nieuw woonhuis en stond hij de gemeente toe in zijn tuin een ambtswoning te bouwen voor de burgemeester. De laatste burgemeester Van Kempen bleef ook na zijn aftreden daar wonen.
BERGLUST (Eerder BERGZICHT geheten)
De buitenplaats dateert van voor 1700. Bekend is dat Jacob Casteleijn, ijzerkoopman en president-schepen van Schieland in Bergzicht ging wonen. Een van de volgende eigenaren was de arts Willem Vinck, bij zijn aankoop werd het buiten Berglust genoemd. In 1840 richtte Hans Molenaar Bose Berglust in als herberg en stalhouderij. Berglust werd ca. 1850 o.a. eigendom van Willem van den Hoonaard. In 1861 erfde Ariaantje Bravenboer-Ketting het restant van Berglust: bouwland met een vijver. Nu is hier het Berglustkwartier.
Straatweg 152 SUNNY HOME
Dit was samen met het naastgelegen pand Straatweg 154 het buitenverblijf van een burgemeester van Rotterdam. Welke burgemeester is (nog) onbekend, Sunny Home is gebouwd in 1919, in de periode 1906-1923 was mr. dr. Alfred Rudolph Zimmerman (1869-1939) burgemeester van Rotterdam. Het pand is gesplitst in een twee-onder-één kap pand, het hoekpand behield de naam Sunny Home. In het pand Sunny Home was lang een lift, deze is bij een grondige, maar zeer zorgvuldige, restauratie in 2021 gesloopt en de ruimte is weer teruggebracht in een houten trappenhuis met op de portalen lambrisering. Met de restauratie kwamen ook weer knipvoegen terug, ook de geveldetails zijn bewaard gebleven. In 2023 kreeg Sunny Home een schildje van de Vereniging Stedebouwkundig Wijkbehoud.
PLAETS VAN LOURON
Direct ten zuiden van Bijdorp ligt de plaats van Daniel Gerardus Louron. Hij kocht in 1795 en in 1796 een huisje en verbouwde het nodige. Bij de veiling in 1821 werd vermeld dat sprake was van een: "logeaabel herenhuis, geschikt voor zomer- en winterverblijf, in de afgelopen jaren gebouwd". Er waren ook een koetshuis, een paardenstal, een schuur en twee arbeidershuizen. De plaats werd grotendeels verkocht aan de buurman op park Bijdorp, de apotheker Johannes Thomee en deels, wat weiland en park, aan de bouwman Joost Hoogerwerff. In 1825 verkocht Hoogerwerff zijn eigendom aan Thomee. Thomee had het geheel in zijn bezit tot 1833. In dat jaar verkocht Thomee het grootste deel (hij behield een perceel dat hij bij Bijdorp voegt). Leendert de Visser werd in 1833 eigenaar, hij zal de opstallen hebben laten slopen.
Tussen Straatweg 208 en 226, Park Bijdorp 1-42. BIJDORP
In 1808 koopt apotheker Johannes Thomee (ook: Thornée) van Pieter van de Laan zijn huis, schuur, erg, boomgaard en water. Thomee verbouwt het tot een herenhuis met stal, plantsoen, beek, lanen, bos, boomgaard en erf en voegt er ook nog een tuinmanswoning en grond aan toe. Van 1842-1869 woonde Willem Christiaan van Os, die o.a. vanaf 1851 wethouder van Hillegersberg was, op Bijdorp. Van hem kocht, Gillis Johannis le Fèvre de Montigny, die burgemeester van Hillegersberg was geworden, Huize Bijdorp. Hij liet door J.D. Zocher de tuin herinrichten. Le Fèvre de Montigny woonde tot aan zijn overlijden in 1907 in Bijdorp. Bijdorp werd verkocht aan de reder Bastiaan Pot. De familie Pot hield het geheel in zeer goede staat. Pot heeft de tuin en het park laten veranderen door Louis Paul Zocher, de zoon van J.D. Zocher. Vanaf 1947 was de verzekeringsmaatschappij 'de Eerste Rotterdamse', die later werd opgenomen in 'de Nationale', eigenaar. Zij gebruikten het als recreatieoord en lieten Bijdorp vervallen. In 1966 werd huize Bijdorp gesloopt. Het appartementencomplex 'Park Bijdorp' werd aldaar in 1981 gebouwd. Het park kwam in 1996 in handen van een projectontwikkelaar die daar villa's wilde bouwen. Na hevig protest van bewoners en van de deelgemeente werd dit plan afgewezen.
Straatweg 226. ADRIAANSTICHTING
Voordat de Adriaanstichting haar pand in 1913 neerzette woonde Christiaan Johannes Alers (1802-1878) op deze plek. Alers was plattelandsheel- en vroedmeester, hij vestigde zich omstreeks 1825 in Hillegersberg. In 1822, had hij als 'chirurgijn van de derde klasse' nog enige tijd gediend bij het Korps Mariniers te Rotterdam. Alers overleed te Hillegersberg in 1878. Het pand van de Adriaanstichting is na een brand gesloopt; in 1990 werd appartementengebouw 'De Adriaan' (Straatweg 214 tot en met 226) in gebruik genomen.
DE PLAATS WOLFF
gelegen tussen Zeevrugt en Bijdorp. In 1803 erft de spekslager Johan Adam Wolff van zijn schoonvader, de spekslager Jan Been, een buitenverblijf: een groot herenhuis in een boomgaard. Na Wolffs overlijden erft zijn tweede vrouw, overigens er geen informatie over dit buiten.
Straatweg 238. ZEEVRUGT (ook ZEEVREUGD genoemd)
Ter hoogte van de huidige Straatweg 238 heeft Frederik Baak vanaf 1796 het buiten Zeevrugt, een herenhuis met zaal, koepel en stal. Volgende eigenaren zijn vanaf 1814 Petrus Eliza van Rijp, vanaf 1825 Willem Kröller en mr. Egbert Thesingh, vanaf 1828 Johann Michiel Jetter en Jan Kap en vanaf 1832 koopvaardijkapitein Jacob Christoffel Hahn.
Straatweg 256
Voorbij Bijdorp staat de villa ELISABETH en achter uitgebouwd de ROZENHOF aan de Straatweg 256 waar de vroegere wethouder van Hillegersberg, Maarten Dijkshoorn, nog heeft gewoond.
VISVREUGD (later: PLANTLUST, WINDLUST)
Jacob Brakel kocht in 1742 een landarbeidershuisje aan de Bergweg en in 1745 een veenhuis met een partij land. Hij verbeterde beide bezittingen aanzienlijk maar voegde ze niet samen. Hij verkocht het perceel met het herbouwde voormalige landarbeidershuisje in 1752; dit ontwikkelde zich tot de buitenplaats Visvreugd. De Rotterdamse schepen mr. Pieter de Ridder verwierf in 1752 Visvreugd, en ontwikkelde Visvreugd tot een echte buitenplaats met een koepel en een balkon over het water. In 1760 voegde Leendert de Kock er een tweede balkon, een schuitenhuisje en een stal voor vier paarden en een koets aan toe. Van 1773-1788 was Jacoba de Mey eigenares, zij noemde het buiten Plantlust. In 1788 bouwde Jacob Overgauw de snuifmolen Windlust op het terrein dat sindsdien ook Windlust heette. Windlust kwam vervolgens in handen van viceadmiraal De Virieu en (vanaf 1823) Jacobus Kiewiet. In 1855 sloopte kantonrechter mr. Frans Canter Alta, die op het naastliggende Lamsrust woont, Windlust en bouwde een nieuwe villa op het samengevoegde landgoed. In 1881 brandde de molen door blikseminslag af en werd het 26 jaar oude huis gesloopt.
Straatweg 266/268. LAMSRUST (later: BINNENRUST, KWEEKLUST)
Tegenover het latere Buitenlust stond een veenhuis van de familie Toornvliet dat in 1745, met een partij land, eigendom werd van Jacob Brakel, die een paar jaar eerder een naastgelegen landarbeidershuisje had gekocht. Hij verbeterde beide bezittingen, maar hield ze gescheiden. Hij verkocht het terrein met het verbeterde veenhuis in 1747. In 1768 bouwde Clement van Eyck op dat terrein een woonhuis, koetshuis en tuinhuis en noemde het geheel buitenplaats Lamsrust. In 1774 verwierf de arts Willem Oudenaarden het buiten, hij noemde het Binnenrust. Een volgende eigenaar, Barend van Eck hernoemde het in 1816 in Kweeklust. In 1855 verwerft de Hillegersbergse kantonrechter mr. Frans Canter Alta het buiten, hij onttakelt het en verkoopt grote stukken grond, maar koopt het naastgelegen Windlust (Visvreugd). Hij bouwt een nieuw huis op een veel kleiner stuk van de samengevoegde grond. Het nieuwe huis wordt in 1881 gesloopt. Ca. 1905 verwierf C.N.A. Loos de grond en richtte een deel van de grond in als overtuin van Buitenlust.
AMBTSWONING GEMEENTE HILLEGERSBERG: Nadat C.N.A. Loos de villa Buitenlust had verkocht aan de gemeente Hillegersberg, die het verbouwde tot raadhuis, bouwde Loos aan de overkant van het raadhuis voor hem en zijn gezin een nieuwe woning (Straatweg 266). Hij stelde grond direct naast zijn nieuwe woning beschikbaar voor de bouw van een ambtswoning voor de burgemeester. Ook na het opheffen van de gemeente Hillegersberg in 1941 bleef oud-burgemeester F.H. van Kempen daar wonen.
Straatweg 274. DOKTERSHUIS
|het huis op nummer 274 waar huisartsen woonden en praktijk hielden: dr. J.W.C. Kolff en later H.H. Santman.
Straatweg 280. VREDESTEIN
dateerde van 1885, aldus het jaartal op de gevel. In 1931 maakte een belangrijke gift het mogelijk dat de A.H. Franckestichting 'Zoekt het verlorene' er een internaat voor meisjes kon openen. Villa Vredestein, het A.H. Franckehuis, werd verbouwd voor 23, later 57 (en weer later, in 1950 68) meisjes. Villa Vredestein werd in 1950 gesloopt. In de jaren '50 vestigde zich Nouwen Notarissen op de locatie Straatweg 280. Nu is het pand het particulier verzorgingshuis ‘Berghse Haven’.
Bergse Dorpsstraat 11-13. DUBBEL BLANK
een pand nabij Plasoord, dat in de plaats kwam van een oud 'tweelinghuis'. In het tweelinghuis woonde dokter Van Dijk, hij verhuisde naar de overkant, naar de pastorie van de Nederlands Hervormde Gemeente. In Dubbelblank woonde o.a. de familie Brusse.
Grindweg 8-10. BLANCKERSBERG
Blanckersberg was een oud buiten aan de toenmalige Bergweg, nu Grindweg wellicht ter hoogte van nummer 8-10. In 1628 wordt het buiten verkocht door de weduwe Elisabeth du Bien- van der Wel aan Octaviaen d' Alponte. Hij verkoopt het in 1646 aan Johan Thomaso Mosso, die het een jaar later verkocht aan Pieter Blanckert, president-schepen van Schieland, brouwer en kruidenier (groothandel in levensmiddelen). Blankert breidde het landgoed uit in 1660 en was tot zijn dood in 1674 eigenaar, daarna erfde zijn kleindochter Isabella van Mansvelt- Blankert, zij was eigenaar tot 1718. Zij verkocht het aan mr. Jacob Visch, die het verhuurde aan de schout mr. Allard van der Duyn. Van der Duyn woonde er maar een jaar en verhuisde toen naar de andere kant van de Strekvaart naar het huis dat hij van Hendrik Snoek had gekocht. Verder is bekend dat het buiten in 1719 opgesplitst werd verkocht en in 1803 werd gesloopt.