Bergzicht was gelegen aan de westzijde van de Bergweg nabij waar nu de Berglustlaan ligt. Rond 1700, toen Jacob Casteleyn op Bergzicht woonde was het al een aanzienlijke 'behuizing'. Het werd een buitenplaats in h door nieuwbouw onder leiding van diens zoon Coenraet Casteleyn die er woonde van 1704 tot 1726.
Volgende eigenaren woonden op de buitenplaats Bergzicht (dan wel Berglust). Zij breidden Berglust uit met bijgebouwen en land en sloopten ook bijgebouwen en verkochten kavels grond. Van 1840-1850 was de buitenplaats een herberg en stalhouderij. Vanaf 1850 werden de opstallen afgebroken, in 1860 was Berglust nog slechts "enige percelen bouw- en weiland en waterplas".
Foto: Dr. Willem Vink (1680-1763), bewoner van Berglust van 1726 tot 1749. Van de buitenplaats zelf zijn geen afbeeldingen bekend.
Vanaf 1688 woonde Jacob Casteleyn (ca. 1639-1704), een ijzerkoopman die ook schepen was van Schieland, in Bergzicht. Hij woonde daar tot aan zijn dood in op 3 juli 1704. Vervolgens werd zijn zoon Coenraet eigenaar, hij liet er een buiten bouwen en woonde er tot 1726. Zowel Coenraet als zijn vader speelden een rol in het stadsbestuur van Rotterdam; de broer van Coenraet, Christiaen, was meermaals burgemeester van Rotterdam. Coenraet was nooit getrouwd, na zijn dood werd Bergzicht geveild. Bergzicht bestond toen uit "een schoon herenhuis, een bouwhuis, schuren, 'bargen', een tuin met een boomgaard en veenland". Bergzicht werd gekocht door Willem Vinck (1680-1763), een bekend medicus. Het huis, dat toen Berglust heette, verkocht Vinck op 20 juni 1749 aan Jean Belliveau, een kapitein bij de VOC. Onder de volgende eigenaren van Berglust, die allen er veelal korter dan 10 jaar woonden, zijn bekende Rotterdammers. Burgemeester mr. Pieter Johan van Berckel woonde er van 1760-1767 en de schepen mr. Thimon van Schoonhoven woonde er van 1767-1771. Van Berckel werd in 1783 benoemd tot eerste ambassadeur van de Zeven Provinciën in de VS en bleef dat tot 1795 toen hij door de Bataafse Republiek werd ontslagen. Van 14 december 1799 tot 3 september 1810 was Berglust in handen van Isaac Rochussen (1752-1822).
In de loop van de jaren vergrootten en verkleinen de verschillende eigenaren Berglust, leggen tuinen aan en slopen en bouwen diverse bijgebouwen. Op 4 april 1840 werd Berglust een herberg. Hans Molenaar Bose was eerst huurder, maar kocht de buitenplaats een paar maanden later. Molenaar Bose had op Berglust ook een stalhouderij met vele paarden en koetsen. Hij verkocht de herberg en stalhouderij met de paarden, koetsen, hooi, meubilair en servies op 14 december 1849 aan de timmerman Pieter Bravenboer en de bekende Hillegersbergse schoolmeester Willem van den Hoonaard. Het huis bleef onbewoond en er werd geleidelijk aan gesloopt. Van den Hoonaard verkocht zijn aandeel in Berglust op 30 maaart 1861 aan Pieter Bravenboer. Overigens bleekdan geen sprake meer te zijn van een buitenplaats met opstallen... er was slechts sprake van enige percelen bouw- en weiland en waterplas, genaamd Berglust.