Schiebroek van 1811 tot ca. 1920: geografisch en bestuurlijk

Geografisch
De Schiebroekseplas was drooggemalen. De polders Schiebroek en 110-Morgen werden bemalen door een in 1772 gebouwde ‘molendriegang’: drie achter elkaar geplaatste molens die het polderwater in 3 stappen op de Ringvaart loosden. De drie molens stonden in een rechte lijn op de plek van de huidige Wilgenlei (zie kaartje). De onderste molen stond bij de huidige Meidoornsingel, de midden- of tussenmolen stond bij de hoek van de Wilgenlei en de Paltroklaan en de bovenste molen stond nabij de Ringdijk.

De drie molens werden  in 1914 vervangen door een elektrisch gemaal dat uitslaat op de polder Berg en Broek, waaruit een ander elektrisch gemaal het water op de Rotte brengt. In 1914 werden alle drie de molens gesloopt. De laatste molenaar van de ondermolen was Noorlander. De laatste molenaar van de middelmolen, een achtkante grondzeiler, was Dirk van den Bos. De bovenmolen werd laatstelijk bemalen door Dirk Maasland.

Een gedenk­steen aan de Wilgenlei met opschrift herinnert aan de droogmakerij: “Eerst een moeras daarna een plas toen land voor ‘t vee nu burgerstee”.

Bestuur
In 1811 werd Schiebroek een zelfstandige gemeente. Dit vanwege de toen geldende Franse wetgeving en ondanks dat het gebied geen kern had en er slechts een paar honderd mensen woonden. Schiebroek werd tot 1811bestuurd vanuit de positie als ambachtsheerlijkheid (van particulieren dan wel van de gemeente Rotterdam). In 1817 werd -onder Nederlands gezag- de gemeentestructuur herbevestigd. Schiebroek bleef een zelfstandige gemeente. In de Franse tijd stond de 'maire' aan het hoofd van de gemeente. Na het vertrek van de Fransen in 1813 werden in de steden de maires aangeduid als burgemeester, in de plattelandsgemeenten, zoals Schiebroek, werden de maires weer aangeduid als 'schout'. Dit tot 1825: toen werden ook de hoofden van de plattelandsgemeenten 'burgemeester'. Vanaf 1795 was Jacob Smits Dzn. schout resp. maire van Schiebroek. Ook na 1813 bleef hij in functie. In 1825 werd Jacob Smits 'burgemeester' van Schiebroek. Dat zou hij blijven tot 1850.  

Later zijn pogingen aangewend om weer tot een hereniging met Overschie te komen. Zo is op 14 december 1852 een ontwerp tot vereniging van Schiebroek met Overschie ingediend. Deze had 1 juli 1853 moeten ingaan en 1 januari 1854 in werking moeten treden, doch het plan vond geen doorgang. Eveneens niet doorgegaan is het ontwerp tot vereniging van Schiebroek met Hillegersberg van 24 januari 1854. Het burgemeesterschap van Schiebroek was een bijbaan. Tot 1924 was de burgemeester van Overschie of van Hillegersberg tevens burgemeester van Schiebroek. Het was improviseren. Er is een lijst van de burgemeesters van Schiebroek. Een 'dubbel woonhuisje' aan de Kleiweg 47 op de hoek van de Hoofdlaan wordt in 1875 raadhuisHet was de helft van een dubbele woning. In de 'andere' helft woonde het hoofd van de school.

Het gemeentewapen van Schiebroek is toekend in 1896 op aanvraag van de burgemeester. Het is een blauwe ster op een goud wapenschild. Het wapen is gelijk aan het wapen dat de gelijknamige ambachtsheerlijkheid voerde en is afgeleid van het wapen van het geslacht Van Kralingen. De burgemeester had ook een markiezenkroon,een vijfbladerige kroon, aangevraagd, maar dit werd door de Hoge Raad van Adel afgewezen. De kroon kon niet verleend worden, omdat het voeren van een dergelijke kroon voorbehouden was aan steden die voor 1814 stemrecht hadden in de Provinciale Staten, en dat had Schiebroek niet. De Hoge Raad van Adel had ook nog bezwaren tegen de ster, omdat de band tussen Kralingen en Schiebroek niet duidelijk was. Omdat het wapen al wel eerder door Schiebroek was gebruikt, werd het toch toegekend.

Schiebroek was gemeente, maar ook nog steeds ambachtsheerlijkheid zoals in 1847 werd beschreven, in het eigendom van de heer Jacob Smits Dirkszoon van Rotterdam en van de erven Van Langeveld van Berkel. In de jaren 1854 en 1896 hebben bewoners van Schiebroek aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gevraagd om 'ingelijfd' te worden bij Hillegersberg. Het waren vooral de Schiebroekse kooplieden die voordeel hadden bij inlijving in verband met de tol op de kruising van de Juliana van Stolberglaan en de Straatweg. Het ging niet door.