Van Prehistorie tot Floris V

(6 miljoen jaar voor Christus -1296)

De aarde is ten minste 6 miljoen jaar geleden ontstaan, de eerste homes sapiens kwamen zo'n 45.000 jaar geleden vanuit Afrika naar in Europa. De eerste mensen kwamen 10.000 jaar geleden naar dit gebied dat nu Hillegersberg en Schiebroek is voor de jacht. Tot de 9e eeuw was het gebied nog nauwelijks door de mens beïnvloedt.

Na de Romeinse overheersing kwamen de Franken. Kolonisten gingen veenmoerassen ontginnen en vestigden zich. Ze legden uit bescherming tegen watertoevloed dammen in de rivieren, hier ontstonden handelsplaatsen.
Floris V moderniseerde het bestuur, bevorderde de handel, behartigde van de belangen van de boeren ten koste van de adel en was verantwoordelijk voor de inpoldering van Hollandse wateren.

Hillegersberg en Schiebroek: de eerste bewoning

De aarde heeft al meer dan 600 miljoen jaar van ontwikkeling achter de rug. Tijdens het Pleistoceen (dat ca. 8000 v.Chr. eindigde) wisselden ijstijden elkaar af. De Noordzee lag grotendeels droog tijdens de voorlaatste ijstijd, ook wel de Saale-ijstijd genoemd, die plaatsvond tussen ongeveer 200.000 en 130.000 jaar voor Christus. In die periode stond de zeespiegel meer dan 100 meter lager dan nu, waardoor je over de droogliggende Noordzeebodem naar Engeland kon lopen. De zeespiegel stond toen meer dan 100 meter lager dan nu, waardoor de toenmalige dieren naar Engeland konden lopen.

De laatste ijstijd wordt ook wel de Weichsel-ijstijd genoemd en duurde van ongeveer 120.000 tot 11.700 jaar geleden. Tijdens deze periode was er sprake van een koude fase waarin grote delen van het noordelijk halfrond met ijs waren bedekt. Tijdens de koudste periode van de laatste ijstijd heerste in Zuid-Holland een arctisch klimaat met mossen en korstmossen. Later veranderde het gebied in een toendra met heide, kruipwilgen en jeneverbessen. In Europa kwam de Homo sapiens ongeveer 45.000 jaar geleden aan, waar hij de Neanderthalers verving. In een volgende periode groeiden er berken en naaldbomen. In dit landschap leefden oerrunderen, mammoeten en wolven. De wind blies dikke lagen zand over het kale land.

Toen de gletsjers begonnen te smelten en de zeespiegel steeg, bleef de Doggersbank nog een tijdlang een eiland in de groeiende Noordzee. Het landschap leek destijds op het huidige Noord-Siberië. Rond 10.000 jaar geleden verschenen in de Hollandse kuststreek de eerste jagers en vissers toen het klimaat langzaam warmer werd. Mensen zwierven rond in deze barre omgeving en leefden van bessen, wortels, jacht, vis (zoals meerval en steur) en eenden. Ze hielden zelfs enig vee, zoals varkens en runderen. Later kwamen er zware stormen vanuit het zuidwesten. Het land werd onbewoonbaar door moerassen, rietvelden en zandbanken. De kustlijn verschoof voortdurend en mensen verbleven op tijdelijk drooggevallen zandbanken.

Rond 4000 v.Chr. brak er een rustigere periode aan. De zeespiegel steeg minder snel en het landschap werd vruchtbaarder. De bewoners profiteerden van de natuur met bessen, noten, vogels, vis en schelpdieren. Ze droegen kleding van otter- en beverbont. In de bronstijd, vanaf ongeveer 1800 v.Chr., vestigden de eerste boeren zich langs de oevers. Ze bewerkten kleine akkers en hielden runderen, schapen en varkens. In de laatste eeuwen voor Christus, tijdens de late bronstijd en ijzertijd, werd de zee weer onstuimiger.

Zo'n 4500 jaar geleden, 2.500 v.Chr., was het gebied van Hillegersberg en Schiebroek een onafzienbare vlakte met wadden kwelders en rietgorzen. De zee had hier vrij spel en oude afzettingen van zeeklei zijn nog altijd terug te vinden. Toen de zee langzaam maar zeker een langgerekte duinenrij vormde, ontstond er een binnenzee waar riet en zegge de kleilaag bedekten. Na verloop van lange tijd groeide de vegetatie hier uit tot een dicht moerasbos met wilgen, elzen en berken. In de invloedsfeer van voedselrijk rivierwater vormde zich laagveen, waarop hier en daar het snel woekerende veenmos tot ontwikkeling kwam en andere planten verdrong. Uit afgestorven veenmos ontstond voedselarm hoogveen. Na het door de zee doorbreken van de duinenrij zette jonge zeeklei zich af en het hoogveengebied 'verdronk'. Later zocht het water door grillige kreken door de laagst gelegen delen van het gebied zijn weg naar zee. De bodem van het Schiegebied bestaat uit klei-op-veen.

Het gebied van Hillegersberg en Schiebroek lag in de Romeinse tijd op de grens met Germania inferior, aan de Romeinse kant. Het gebied ten zuiden van de Oude Rijn, die bij Katwijk de zee in stroomt, was deel van het Romeinse Rijk. De steken hier werden bewoond door o.a. Caninefaten en Batavieren. Alleen de hogere delen werden bewoond: strandwallen langs de kust en oeverwallen langs de rivieren. Daarbuiten lagen deprimerende veengebieden die veelal met moerasbos waren bedekt. Het centrale deel van Zuid-Holland werd ook pas eeuwen later ontgonnen, vanaf het jaar 1000.

Na het vertrek van de Romeinen in de 3e eeuw kreeg Zuid-Holland te maken met invallen van de Franken en andere Germaanse stammen. In de 5e eeuw vluchtten veel mensen voor de Hunnen, een nomadisch ruitervolk uit Mongolië. Tussen 400 en 800 raakte het gebied ontvolkt. Rond 750 namen de Franken Holland definitief in bezit. In de tijd van Karel de Grote, rond 800, begonnen vrije boeren met het ontginnen van nieuwe gebieden. Kolonisten die zich hier vestigden, gaven hun nederzettingen een naam. Het achtervoegsel ‘broek’ in plaatsnamen wijst op de aanwezigheid van nat moerasbos ten tijde van de kolonisatie.

Tot de 9e eeuw was het landschap nog nauwelijks door mensen beïnvloed. Men woonde in huisjes van turfplaggen op de kreekruggen. Veel veenmoerassen zijn tussen 800 en 1200 ontgonnen. Van 800 tot 1000 richtten de Noormannen grote verwoestingen aan.

In de tijd van Floris V, in de 2e helft van de 13e eeuw, ontstonden stedelijke nederzettingen. Op strategische plekken werden dammen in rivieren aangelegd om het achterland te beschermen tegen overstromingen. Daar ontstonden handelsplaatsen zoals Rotterdam. Nieuw land werd gebruikt voor akkerbouw, waarbij gewassen als gerst, rogge, vlas en hennep werden verbouwd. Boeren hielden ook vee, vooral voor mest om de akkers vruchtbaar te houden.