C.N.A. Loos kocht water, rietland en weide aan de Bergse Plassen. Hij stichtte daar in 1923 het Plaswijckpark. En ontwikkelde het park verder om, ook minder bedeelde, kinderen te laten spelen en te laten genieten van landschap, planten en dieren. In 1937 droeg Loos het park over aan de 'Stichting Plaswijckpark'. Deze stichting ontwikkelde het Plaswijckpark verder in de geest van Loos. In en na de Tweede Wereldoorlog, en tot de dag van vandaag, vervult het park een belangrijke functie voor Hillegersberg, Rotterdam en omgeving.
In de jaren '60 werd de exploitatie een probleem, maar met gemeentesubsidie vanaf 1975 kon Plaswijckpark behouden blijven. Het park ontwikkelde zich verder en nadat het 'Huis in de Heuvel', een ook in de winter aantrekkelijke attractie was gebouwd, kon de subsidie in 2013 worden beëindigd. In het jaar 2023, Plaswijckpark bestond toen 100 jaar, werden 500.000 bezoekers verwacht.
Foto: 1928 De eerste ingang van Paswijckpark: aan de Straatweg
Aanleg
In 1916 begon Loos met het Plaswijckpark. Water en rietland werden aangeplempt. De achter de villa Buitenlust gelegen 3 ha. weiland kocht Loos in 1921 van de familie Van Gilse van der Pals, alsmede een vijf hectare groot stuk grond met de boerderij van Abraham Michielen waardoor de verbinding tot stand kwam met Tuinstad Schiebroek. Het ontwerp van de verschillende gebouwen was van de architect L.N. Krijgsman jr. In 1922 liet Loos het Paviljoen Plaswijck bouwen.
Opening (1923) en ontwikkeling
Het Plaswijckpark werd in juni 1923 voor het publiek opengesteld. Ook het Paviljoen Plaswijck ging in 1923 open. Tot halverwege de jaren ’30 ontwikkelt Loos zijn park stapsgewijs tot een veelzijdig recreatieoord. Het staat al snel bekend als het aardse paradijs. Het park trekt honderdduizenden bezoekers per jaar, veel Rotterdammers die zich financieel niet veel kunnen veroorloven.
Loos was een groot natuurliefhebber. Een zoon, dr. Hendrik Loos, maakte in 1923 het ontwerp voor een aan te leggen park dat werd uitgevoerd door de firma Van Brummelen uit Hillegersberg. Er kwamen vanaf 1923 bijzondere boomsoorten, struiken en planten, en er werd een rosarium aangelegd, het werd een lommerrijk groen park met gazons en bloemen. Het park werd aanzienlijk uitgebreid door aankoop in augustus 1924 van 12 hectare aangrenzende weilanden, rietland en water. Op dit nieuw verworven land kwam ander andere een bloemen- en plantenkwekerij die werd verpacht aan G.C. Bakker. Kenmerkend voor de zakenman Loos was dat het publiek niet alleen de kassen kon bekijken, maar er ook bloemen en planten kon kopen. Het park werd heringericht. Er waren onder andere een 'officiële tuin', een 'Versailles-tuin', een speeltuin met een speelweide, horecavoorziening (in het Amphitheater), een rosarium en een uitkijktoren. Weer later kwamen ook een Chinees theehuis, een poffertjeskraam en een doolhof met lachspiegels. Bij het Plaswijck-Paviljoen kon je roeiboten huren, daar vertrok later ook de rondvaartboot. Aan de westzijde van het park was een strandbad langs de oever van het Schiebroekse Plasje dat, vanwege het donker gekleurde water, de Inktpot wordt genoemd.
Loos wilde een moderne diergaarde stichten, waarbij de dieren zo veel mogelijk in de vrije natuur te zien waren. Hij begon met een vijver waarin enkele zeeleeuwen werden losgelaten. Er waren pauwen, kippen, fazanten, eenden, geiten en konijnen. Binnen een omheind terrein kwamen herten en kangoeroes en wallaby’s. Er kwam een koepeltje met reptielen en er kwamen hokken met exotische vogels en apenverblijven. De jonge zeeleeuwen werden getraind om kunstjes te vertonen, het waren spectaculaire attracties. De gedachte een dierentuin te beginnen liet Loos niet los. Loos sloot een contract af met de Duitse firma Ruhe voor de levering van onder andere olifanten, leeuwen, tijgers, rinocerossen, kamelen en hyena's. Maar die zijn er nooit gekomen. In Plaswijckpark was een renbaan van de jachthondenvereniging Diana, zij organiseerde daar regelmatig windhondenrennen.
In 1927 ontwierp architect Krijgsman langs de Achterplas een café-restaurant, een langwerpig gebouw met een bogengevel aan de lange zijden. Dit café-restaurant lag op het hoogste punt van een trapsgewijs aangelegde tuin. Het gebouw werd het Amphitheater genoemd. Op het dak van het gebouw was een buitenterras aangelegd, vandaar was een schitterend uitzicht over de Bergse Achterplas. Op 26 mei in 1928 opende het Amphitheater met wintertuin. Al in 1934 werd op het terras een bovenzaal gebouwd, hier kwam de horeca; op de begane grond was een natuurkundig museum met onder andere een olifantenschedel en een aantal opgezette uitheemse dieren.
In 1928 liet Loos tennispark Plaswijck aanleggen, zes banen en een clubhuis. Het tennispark stond los van het Plaswijckpark, men moest afzonderlijk lid van de tennisvereniging worden. In 1931 werd het door tuinarchitect Th. J. Dinn ontworpen rosarium geopend. Alle planten kregen naambordjes. Loos vond educatie belangrijk. Het rosarium kreeg de naam van de in 1926 overleden voorzitter van de landelijke rozenvereniging Nos Jungunt Rosae F.W. des Tombe. Ook kwamen er het nieuwe apen- en vogelgebouw en het zoet- en zoutwateraquarium.
Het park trok al snel honderdduizenden bezoekers per jaar, voornamelijk Rotterdammers die het niet al te breed hadden. Daarnaast had het Plaswijckpark toen al een belangrijke functie als buurtpark voor de bewoners van Hillegersberg en Schiebroek. Op de tennisbanen werden diverse toernooien georganiseerd. Tijdens de wintermaanden werd een dun laagje water op de banen aangebracht zodat er kon worden geschaatst. ‘Plaswijckpark, Wandel- en Dierenpark’ was een van de eerste attractieparken in Nederland.
Plaswijck bestond in 1933 10 jaar en had in die tijd maar liefst 2,5 miljoen betalende bezoekers getrokken. In 1933 was Loos ook 70 jaar geworden, van zijn vrienden kreeg hij een monumentale buitenklok, ontworpen door Bieling. De klok kreeg aanvankelijk een plaats in Loos' voortuin. De toegangsprijzen waren laag omdat Loos het park zag als 'ontspanningsoord' en geen winst beoogde. "Loos' grootste voldoening is te zien dat voor velen het verblijf in het Plaswijckpark een heerlijke ure van ontspanning is. Iets te scheppen, niet alleen voor het genot van de meer gesitueerden, maar in de eerste plaats voor de minder draagkrachtigen, is het streven van de heer Loos geweest" (citaat uit 1933 van burgemeester F.H. van Kempen bij het 10-jarig bestaan van het Plaswijckpark).
In het drukke zomerseizoen verschenen herhaaldelijk korte berichtjes in de Rotterdamse dagbladen dat de 'zoveelduizendste' bezoeker van her Plaswijckpark welkom werd geheten. De ene keer trakteerde Loos deze bezoeker op een rondvlucht boven Rotterdam, de andere keer op een fiets. Loos was sterk betrokken bij mensen die het moeilijk hadden. Hij kocht fietsen bij de fietsenmaker 'om de hoek', waarvan het familiebedrijf niet echt goed ging. Loos stond bij de entree van het park en bekeek de aankomende bezoekers zorgvuldig; degene die er het armst uitzag kreeg een fiets onder het mom van de 'zoveelduizendste' bezoeker.
Stichting Plaswijckpark (1937)
Het voortbestaan van het Plaswijckpark kwam in de crisisjaren voor de oorlog onder druk: de kosten werden (te) hoog. Loos wilde het park verkopen aan de gemeente, maar dat lukte niet. Er kwam een andere constructie. Op 6 oktober 1937 werd ten overstaan van notaris J.C.S. Lis de Stichting Plaswijkpark opgericht. Het eigendom van het park, 9.59 ha grond en 5.68 ha water, ging op 25 november 1937 over naar deze stichting. Loos was weliswaar geen eigenaar meer, maar nam wel een prominente plaats in in het stichtingsbestuur. Vanaf de oprichting tot in 1958 was (oud-) burgemeester Van Kempen voorzitter van de stichting. Alle drie de wethouders van Hillegersberg namen ook plaats in het stichtingsbestuur evenals twee afgevaardigden van het Instituut Stad en Landschap van Zuid-Holland: de bekende Rotterdamse bankier mr K.P. van der Mandele en het hoofd van de Afdeling Stadsuitbreiding en Gebouwen van de gemeente Rotterdam ir W.G. Witteveen. Bij de overdracht verkocht Loos ook een perceel bouwgrond aan de Ringdijk. Het Tennispark Plaswijck behield Loos zelf.
Het Paviljoen Plaswijck verkocht Loos al eerder, op 1 mei 1936, aan de exploitant, Herman Philipsen. Samen met zijn vrouw, de zwemkampioene Marie (Zus) Braun, woonde en werkte hij daar. Later kocht Van der Valk het restaurant.
De doelstelling van de Stichting Plaswijckpark was: “Het verkrijgen in eigendom, het beheren en instandhouden van een park en/of ontspanningsoord onder de gemeenten Hillegersberg en Schiebroek en andere werkzaamheden op het gebied van bescherming van landschap en natuurschoon.”. De inzet was vooral het bieden van een leuke en goedkope recreatiemogelijkheid aan de bevolking van Hillegersberg en Rotterdam. De eerste taken waren de herstructurering van het park en de exploitatie van de nieuwe bouwgronden aan de rand van het park. Een van de eerste besluiten van de Stichting was de verkoop van een stuk grond aan de oostzijde van het park ten behoeve van straataanleg en woningbouw. Die straat was de Parklaan, die later werd omgedoopt in de C.N.A. Looslaan. Voor grondwerk kreeg de Stichting toestemming van het Rijk werk te laten uitvoeren in het kader van de werkverschaffing.
In 1938 werd het aantal dieren fors ingekrompen. Voor de herinrichting van het park maakte H. Muijser het ontwerp. Verschillende dierenverblijven kregen een andere bestemming of werden gesloopt. Door de huur vn het destijds aan de familie Vieyra in eigendom toebehorende zgn. Land van Poot kon in 1938 de speelweide worden aangelegd. Op enkele tientallen meters van de oorspronkelijke ingang kwam een nieuwe entree met een ‘loge’ voor de kaartverkoop, ontworpen door de architect H.P.J. de Vries. Het Amphitheater werd wit geschilderd. Op 4 juni 1938 werd het ‘nieuwe’ Plaswijckpark opengesteld voor het publiek. Het oude apenhuis werd in 1939 onder leiding van architect De Vries vervangen door een nieuw. Het rosarium werd herbeplant met 2200 rozenstruiken.
In juli 1939 werd in het park een monument onthuld ter ere van Loos met een reliëf van zijn hoofd. Het beeld was van de lokaal zeer bekende Hillegersbergse kunstenaar L.F. Edema van der Tuuk. In het park waren vanaf het begin verschillende beelden geplaatst, waarvan ook een aantal van Edema van der Tuuk.
Het Plaswijckpark kreeg al snel na de oprichting te maken met de Tweede Wereldoorlog. Plaswijckpark bleef tijdens de oorlogsjaren open voor het publiek. Het Plaswijckpark werd populairder door de beperkte vrijetijdsmogelijkheden voor Rotterdammers en de lage entreeprijzen van Plaswijckpark. Het aantal kinderattracties werd zelfs uitgebreid in de periode 1940-1942. De komst in 1940 van het doolhof met de lachspiegels was een groot succes. Het bezoekersaantal van 140.000 in 1940 steeg in 1943 tot 315.000, ondanks dat het dierenbestand flink was gekrompen. Het werd zo erg dat per dag een limiet werd ingesteld van zo’n 9.000 bezoekers. De directe gevolgen in het park als gevolg van de Duitse bezetting bleven beperkt. Tussen september 1942 en april 1943 kregen de kleuters van de Emmaschool les in het Amphitheater. Van 10-20 september 1944 fungeerde het park als parkeerterrein voor Duitse legervoertuigen. Naarmate de oorlog langer duurde, werd het steeds moeilijker om aan onderhoudsmateriaal en aan dierenvoedsel te komen. Toch bleef er veel zorg besteed worden aan het onderhoud, uit angst dat het publiek een verwaarloosd recreatiepark zou gaan mijden.
Tijdens de 2e Wereldoorlog was een grote behoefte aan ontspanning. Het Plaswijckpark, met zijn nog steeds lage toegangsprijzen, voorzag daarin. Na Loos' overlijden werd de 'klok van Bieling' die vanaf 1933 in de voortuin van Loos’ woonhuis stond, overgeplaatst naar het terras van het Paviljoen Plaswijck, later werd de klok overgebracht naar de toenmalige ingang van het Plaswijckpark. De klok raakte in verval, maar in 1993 werd de klok gerestaureerd. Dat was nog enorm lastig omdat de loodglazuurtegels niet meer werden gemaakt.
Opbloei na de 2e Wereldoorlog
Het Plaswijckpark groeide na de 2e Wereldoorlog. Binnen het bestuur bezon met zich op een nieuwe toekomst van het park. Aandacht voor een sociaal-culturele insteek: Plaswijck mocht geen vermaakcentrum, geen lunapark worden. De collectie uitheemse dieren werd weer uitgebreid. In het kader van de werkverschaffing vonden verschillende werkzaamheden plaats. In het najaar van 1947 kwam de Piet Hein, een rondvaartboot. Er was en bleef erg veel belangstelling voor rondvaarten, de boot was een groot succes. Het tennispark met een stuk weidegrond werd in december 1947 door het Plaswijckpark gekocht. Eind jaren ’40 kwamen er pony’s. Een ritje op de rug was een geliefde attractie. In 1950 kregen vijvers spuitende fonteinen. Een bezoekster memoreerde sprekend over deze periode: "Het Plaswijckpark was een eeuwigdurend feest, het eten van poffertjes in het Amphitheater was een hoogtepunt.".
Parkbeheerder J. Kuil, sinds 3 mei 1938 in dienst, zette zich ’dag en nacht’ in. Hij woonde die in een van de personeelswoningen aan de rand van het park. Kuil zorgde er ook voor dat erg zuinig werd gewerkt, werk met werk maken. Oude waterleidingen werden omgewerkt tot omheiningen voor het hertenkamp. Van oude ‘eigen’ bomen werden planten, banken en tafels gemaakt. Bij gebrek aan hout werd sloophout van boten gebruikt. De exploitatie van het park was sluitend.
De weidegrond bij de tennisbaan moest aan de gemeente Rotterdam worden verkocht, de gemeente wilden bouwen. Toch kon een uitbreiding met ruim twee hectaren worden gerealiseerd, op 13 juli 1954 werd een nieuw gedeelte officieel geopend met meer wandelmogelijkheden, meer dieren en meer kinderattracties. Vanaf 1954 konden ook roeibootjes worden gehuurd. In 1959 waren er voor het eerst weer 250.000 bezoekers. In 1961 is het dierengedeelte uitgebreid met een kangoeroeweide. Het bronzen kangoeroebeeld vervaardigd door C. van Kralingen, dat nu bij de ingang van het park staat, was een geschenk van de gemeente Rotterdam bij het 25 jarig bestaan van de Stichting Plaswijkpark in 1962. Het beeld werd onthuld door burgemeester G.E. van Walsum.
Velen hebben mooie ervaringen met het bezoek aan het park. Zo vertelt een bezoekster 'van toen': "Zo veel leuke en mooie herinneringen aan Plaswijck. Mijn moeder zat in de rozentuin en tussen de middag kwamen mijn broertje en ik daar bij haar eten. Prachtig al die rozen. In de vakanties, behalve als wij met onze ouders weg waren, gingen wij bijna dagelijks naar het park. Mijn broer, soms ook een nichtje en een neefje. 1 dubbeltje van mijn oma en 1 dubbeltje van mijn tante. Toegang en geld voor een ijsje of de glijbaan.". De entreeprijs was laag, voor een aantal attracties moest je apart betalen, zoals voor de glijbaan (2 cent voor een matje), de uitkijktoren en voor het maken van een ritje op de rug van een ezeltje.
Vanaf 1962: het Park raakt in verval
Het aantal bezoekers van meer dan 250.000 in 1959 werd in de jaren daarna niet meer bereikt, de daling bleef doorzetten. Veel gezinnen hadden door de toegenomen welvaart een auto en gingen in plaats van naar Plaswijckpark naar recreatieparken verder weg. Bovendien was en bleef het parkeren bij Plaswijck problematisch. Mensen bleven ook meer thuis: de televisie had zijn intrede gedaan. De exploitatie van het park kwam niet meer rond, onderhoud werd uitgesteld, nieuwe investeringen bleven uit. Voor het eerst na 1961 kwam er in 1970 een nieuwe attractie: miniscooters. Voor de eigen omgeving bleef Plaswijckpark belangrijk. Plaswijckpark was ook zeer betrokken, zo kwam er op de uitkijktoren een rode vlag als in de winter het ijs op plassen nog onbetrouwbaar was. Rond 1970 kwam er verschillende nieuwe dieren, zoals alpaca’s, prairiehonden, wilde zwijnen, reeën, mara’s, otters, bevers en flamingo’s.
In 1971 opende de gemeente, naast het Plaswijckpark, de gratis toegankelijke kinderboerderij ‘De Wilgenhof’. Plaswijkpark kreeg het erg moeilijk en liet ook het onderhoud verder versloffen. Sluiting van het park werd aangekondigd. In 1975 kreeg het Plaswijkpark geld van de gemeente, in 1977 besloot de gemeenteraad tot een jaarlijkse subsidie. Het park was gered.
Met subsidie weer opbouwen (vanaf 1976)
Met het geld dat Plaswijk vanaf 1975 van de gemeente kreeg kon het exploitatietekort worden opgeheven en kon het achterstallig onderhoud worden aangepakt. De voorwaarden die de gemeente stelde bij de toekenning van de subsidie hielden onder andere in dat voor bepaalde besluiten (die geld kostten) voortaan eerst toestemming van de gemeente moest worden verkregen. Het betekende dus het einde van de zelfstandigheid van het bestuur. De parkeerproblematiek bleef hoog op de bestuursagenda en bij de gemeentelijke instanties, maar werd niet opgelost.
Op 19 april 1978 werd de ‘Stichting Vrienden van het Plaswijckpark’ opgericht om 'iets nieuws toe te voegen'. De vriendenstichting droeg bij aan de aanleg van een midgetgolfbaan (1981), de renovatie van de pergola bij het rosarium en de aanschaf van dieren. Er kwamen ook schenkingen van o.a. de Stichting Bevordering van Volkskracht en het Prins Bernardfonds. In 1982 werd het oude Amphitheater gesloopt vanwege de zeer slechte funderingen. Elders in het park kwam een nieuw horecapaviljoen ontworpen door het architect T. Arends. Dit werd op 29 april 1983 geopend. Vanaf 1987 kwamen ook sponsorprojecten van de grond.
In de loop van de volgende jaren kwamen en gingen velerlei initiatieven. Zo was er enkele jaren, van 1982-1986, een manege en was er van 1984-1990 een jaarlijkse beeldengalerie. Er kwamen, bleven en gingen ook verschillende evenementen zoals een knuffelberenmarkt, een huisdierenkeuring, een Harley-Davidsondag, paaseieren zoeken (vanaf 1979) en poppenkastvoorstellingen. De entreeprijs van het park bleef laag, er moest wel (bescheiden) worden betaald voor de verschillende attracties. De uitkijktoren op kon niet zo maar, de glijbaan af kon wel gratis. Zij het dat, als je niet wilde dat je broek door de glijbaan extra sleet, je voor een paar cent een matje kon huren. De bezoekersaantallen bleven echter (te) laag…
Weer op weg naar zelfstandigheid
In de jaren 1990-2000 is veel gebeurd. Duidelijke keuzes worden gemaakt. Er komen twee nieuwe attracties: de verkeerstuin (geopend op 12 oktober 1991 door Bassie en Adriaan) en de milieutuin (1999). De hoofdingang wordt verplaatst van de C.N.A. Looslaan 23 naar de Ringdijk 20 (1999), op de Meidoornweide zullen parkeerplaatsen worden aangelegd, er zal een voetgangersbrug over de Ringdijk komen, het westelijk parkgebied wordt geherstructureerd en Het doolhof maakte in 1997 plaats voor de vrije-vlucht-volière. Ter gelegenheid van het 95-jarig bestaan van het Plaswijckpark in 1998 beschreef Yvonne Boot de geschiedenis van het park met als subtitel "...en hoe beter men het leerde kennen, des te meer kreeg men het lief.". In het jaar 2000 kwam er een principiële beleidswijziging: er kwam één entreeprijs, er hoefde niet meer los te worden betaald voor de verschillende attracties.
Er kwam voorts een Natuurpad, een Speelbeek, een Vlottenvaart en een Havenspeeltuin (2007). Plaswijck was echter vooral een mooi-weer-park. De gemeente wilde rond 2010 van de jaarlijkse subsidie van Plaswijckpark af. Om op eigen benen te kunnen gaan staan had het park ook slecht-weer-accommodatie nodig. In 2013 werd met subsidie van de gemeente het “Huis in de Heuvel”, een binnenspeeltuin, gebouwd. In de winter was het park op maandag, dinsdag en donderdag dicht, maar vanaf dat moment was het park elke dag open. De jaarlijkse subsidie werd beëindigd, Plaswijckpark was weer helemaal baas in eigen huis.
Nieuwe initiatieven werden genomen. In 2014 werd de geheel vernieuwde verkeerstuin geopend, in 2015 wordt het nieuwe Dierenwijck opgeleverd. In 2019, voor de corona-jaren, waren er 451.000 bezoekers. In januari 2021 is er brand in het Plaswijckpark, het Theater bij de ingang brandt af. Oorzaak: kinderen speelden letterlijk met vuur. Er is een nieuwe tijdelijk voorziening geplaatst, mogelijk dat nog in 2023 aldaar herbouwd wordt.
Het bestuur van het Plaswijckpark maakt strategische meerjarenplannen. Gekozen wordt voor het stimuleren van het spelen zonder beeldscherm, voor het stimuleren van het contact tussen kinderen en hun (groot)ouders, voor meer contact en beweging, dus. Het motto wordt: “spelen, vies en moe worden”. Spelen, leren, ontdekken, fantaseren, samenleven. Betaalbaarheid, duurzaamheid, natuur en landschap, aandacht voor het dierenwelzijn, geen winstoogmerk. Dat zijn speerpunten.